Click here to edit.
Het dualisme van geld
Al vanaf het ontstaan van de mens toen hij boven in de bomen of in de grot zijn dagen door bracht, en later toen hij met zijn intelligentie en techniek gereedschap en wapens ging maken veroverde hij met zijn enorme aanpassingenvermogen zijn plaats op deze aardbol. Het is voor ons wel duidelijk dat deze inspanning en strijd in feite alleen om een ding ging en nog gaat namelijk om te kunnen overleven. Maar deze strijd is ook tegelijkertijd ook een strijd tussen de mens met zijn vermogen, kennis, behoeftes, wensen tegen een onverschillige en causale werkelijkheid. In zijn strijd om het leven en door zijn behoefte aan voedsel, kleren, strijd tegen warmte en kou, vinden van een onderdak zag hij zijn bestaan in een constante bedreiging. En werd hij zich bij tijden van tegenspoed en ramp steeds meer van zijn nietige en kwetsbare positie bewust en aan het denken gezet. Vooral later is hij door het besef van zijn onmacht tegen sterkere vijanden als ouderdom en ongeneeslijke zieketen en dood zich meer van een dubbelheid en het dualisme van zijn bestaan bewust geworden. De vergankelijkheid van zijn bestaan dwong hem daarover na te denken en naar mogelijke antwoorden te zoeken.
Dit is een fundamentele bewustwording die zich later in alle andere aspecten van het menselijke bestaan zal betrekken. Dus ook de plaats van het geld is als een onderdeel van het leven van de mens daarin te vinden. En zoals wij zullen zien hebben de meeste godsdiensten het meest essentiële deel van hun boodschap op deze notie van de dubbelheid en het dualisme van het menselijke bestaan gebaseerd.
Hieronder wil ik iets meer over dit dualisme en zijn oorsprong zeggen en verband met het geld uiteraard zoals ik dat zie te verhelderen.
De Bijbelse versie van de schepping van de mens, is een mythisch verhaal en de uitleg over de innerlijke gespletenheid en het dualistische bestaansvorm van de mens, toen ‘de mens’ werd gemaakt van de stinkende en verdorven materie van klei en aarde. Na deze fase, zo luid het verhaal van de schepping, heeft God de heilige geest en het heilige vuur van zichzelf in deze nieuwe lagere schepping ingeblazen. En aan het eind verkondigd God aan alle andere hogere engelen en entiteiten: "Hij is af, hij is de hoogste en beste van al mijn scheppingen". Zo word door de schepper niet alleen het bestaan van deze nieuwe schepping aan de rest van de alle andere hogere entiteiten (engelen, Satan) aangekondigd, maar ook zijn hogere plaats en waarde. Het verhaal van de schepping gaat verder met de verbazing van alle engelen en verontwaardiging van de hoogste engel Satan, die niets ziet in een hogere schepping van deze door klei, aarde en de heilige geest van God gemaakte schepsel. Als bezwaar tegen deze schepping van God en als bewijsvoering brengen engelen de toekomstige misdaden en het bloedvergieten, onrechtvaardigheid en oorlogen die ‘de mens’ op de aarde zal gaan plegen, er tegenin en vragen aan God of het een goede beslissing is? Maar als antwoord op deze reactie en bezwaren zegt God alleen deze woorden:"Ik weet iets wat jullie niet weten". Wat daarna gebeurde is bekend, namelijk dat alle engelen zich uiteindelijk aan Gods wijsheid en besluit onderwierpen behalve de ene engel, de Satan.
Nu is dit scheppingsverhaal niet zo uniek, want in de veel scheppingsverhalen van de meeste godsdiensten zijn twee elementen als het belangrijkste basisingrediënten aanwezig. Die van dualisme en de strijd tussen de twee tegenpolen. Enerzijds de geest die boven de nietige en vergankelijke materiëlere wereld uitstijgt en niet aan het proces van komen en vergaan onderhevig is. Aan de andere kant de meer materiele, de aardse en het lichamelijke die wel aan de veranderlijkheid en vergankelijkheid onderworpen is. Hoewel bij andere religies en hun scheppingsverhalen geen exacte replicatie van de Bijbelse versie is, wordt bij de meeste van deze scheppingsverhalen vaak het belangrijkste elementaire deel bij het ontstaan van de wereld aan deze twee tegenpolen toegeschreven. Zoals in het Zoroastrisme de schepping op twee krachten en bronnen berust. Dit is op het dualisme gebaseerd. In deze oude goddienst is de mens ingeklemd tussen Ahoera Mazda, de God van het goede, en Ahriman, de god van het kwade, en dient in de eeuwige strijd tussen beide goden de kant van het goede te kiezen. En zoals bij deze goddienst de voornaamste taak (de belangrijkste ethische hoeksteen bij het Zoroastrisme: goed zeggen, goed denken, goed doen) voor de mens in deze wereld strijd tegen Ahriman en kiezen van het goede is. Ook de Bijbelse notie wijst naar hetzelfde pad en doelstellingen die aan de mens verkondigd werd namelijk: in het gevecht met de duivel en zijn verleidingen uiteindelijk de goede kant, de kant van God kiezen en zo de uiteindelijke overwinning te behalen. Zoals ik eerder wees op de overeenstemmingen tussen de scheppingsverhalen van de vele goddiensten, vertonen ze in essentie meer gelijkenissen dan op het eerste gezicht lijkt.
Ook in de filosofie van Plato en zijn verhaal over de grot zien wij dit weer. Maar dit keer met de filosofische concepten van scheiding tussen het ware, het goede en het hogere tegenover de materiele, aardse en lichamelijke wereld van onwaarheid. Alsof bij al deze gedachten het dualisme van de mens en de wereld en het mens-zijn op zich allereerst problematisch is en daarna een onontkoombare strijd eromheen ontstaat om het hogere, zuivere en ware weer terug te winnen en zo de waarheid te bemachtigen. Een waarheid van de mens die als een groot drama, een pijnlijke strijd tussen de gespletenheid en terugkeer naar de bron is.
Maar wat hebben deze de scheppingsverhalen en goddiensten met geld te maken? Wat is het verband tussen geld zoals ik het vind en de betekenis en de waarde die ik eraan geef met deze mythe over de dualistische scheppingsverhalen over de gespletenheid in het mens-zijn?
Los van al deze mythen over de innerlijke gespletenheid van de mens bij de genoemde religies, is de notie van het lichaam en de geest misschien niet meer zo gemystificeerd als in de oudheid en de middeleeuwen, maar is in een andere nieuwe context nog steeds een bron van eindeloos filosofische theorieën, overpeinzingen en discussie. Die zowel de vroegere filosofen als de moderne filosofen van onze tijd bezighouden. Het bestaan van een God mag voor ons nu niet meer zo aanvaardbaar en vanzelfsprekend lijken als vroeger, daar tegenover staat de eindeloos innerlijke zoektocht van de mens om zijn plaats in de wereld en vinden van meer kennis over zichzelf en de oorsprong van zijn psychologische driften en behoeften. Deze zijn voor de mens geen afgedane zaken maar nog steeds een onafgelegde weg is die sinds de geheugenis van de mensheid voortduurt en misschien zolang de mens op aarde bestaat ook zal blijven voortduren.
Nu is het moment om zonder verdere zijpaden aan te geven waarom ik het thema van geld in dit licht van mythen heb geplaatst. Waarom ik een grote omweg maakte om over het eigenlijke thema ‘geld’ iets te zeggen.
Ik vind in deze verhalen een begin en een weerspiegeling van de situatie van de mens in zijn meest concrete bestaan. Gespletenheid bij de mens zoals ik dat zie ontdaan van alle religieuze elementen en dogma’s is niet alleen een scheiding tussen lichaam en geest, maar behelsd het gehele bestaan van de mens. Dualisme zoals ik dat zie is een alledaagse bekommering en zorg voor ieder individu. Dualisme tussen de droom en werkelijkheid, tussen de feiten en de wensen. Tussen het veranderen van mijn lichaam enerzijds en mijn wensen (de haren groeien laatste jaren als onkruid over mijn hele lichaam) anderzijds. Tussen mijn herinneringen over mijn ik die was en mijn ik die nu is, plus mijn ikken hier en nu samen. Dualisme in de veelzeggende ogen van een hoogbejaarde persoon waarvan zijn geest noch door ouderdoem noch door een ongeneselijk ziektes aangetast is, en nog steeds jeugdig en levendig als vroeger lijkt alsof zijn grote liefde en passie voor het leven en bleven van nieuwe avonturen onuitputtelijk is. De echte confrontatie is zichtbaar tussen de geest die de wil heeft te blijven leven tegenover het materiele van het lichaam die een eigen richting, einddoel van verval en ontbinding nastreeft.
Men kan wetenschappelijk de enorme verstrengelingen en eenheid tussen het lichaam en het geest of de wil en hun wederzijds dichte interactie als bezwaar tegen deze radicale scheiding aanbrengen. Maar dat er zoiets als verouderingproces, honger, seksuele behoeften, zich daadwerkelijk buiten de geest of wil voortzetten is klaarblijkelijk toch heel iets anders dan mijn wensen, dromen en het hoop.
Precies in deze context vind ik de echte rol van geld in mijn leven terug. Geld is niet alleen maar een waardeloos middel om te kunnen leven en om er in mijn vele levensbehoeften te kunnen voorzien. Geld is de zichtbare zijde van mijn bestaan die zich in de materiele wereld bevind. Die tegelijkertijd diep verbonden met mijn geestelijkheid mijn totaliteit vormen. Geld is het antwoord op mijn beide lichamelijke en geestelijke behoeften die op een raadselachtige manier door elkaar heen lopen en op dualistische wijze samen zijn en mijn eigenlijke ‘ik’ vormen. Geld is het groeiende haar op mijn gezicht en op mijn borst dat ik niet tegen kan houden, om er mij los van te maken Want van wat wil ik mezelf eigenlijk los maken? Vanmijzelf!? Geld is honger in mijn buik, dorst in mijn kiel, seksuele behoefden en opkomende rimpels op mijn gezicht.
Geld is de werkelijkheid buiten mij. Die tot mijn grote ergernis vaak mijn wensen en wil en hoop met zijn voeten vertrapt. Geld is het pijnlijke beeld van het overblijfsel van een dierbare overledene, levenloos en opgebaard of het zien van een kwetsbaar en ondervoed kind uit een derde wereldland op jou tv scherm. Geld is de onmacht van vele protesteerden overal in de wereld samen met de VN tegen de oorlogsplannen van de VS tegen Irak. En de grote macht en gemak van deze hedendaagse grootmacht om zonder een noemenswaardige tegenstander zo veel mensen met loze argumenten te misleiden en alle internationale overeenkomsten aan zijn laars lappen en voor de ogen van de wereld een land aan te vallen en in de afgrond te storten. Geld is het zien van onrecht en onmacht, de Chinese man op het Tianmenplein met lege handen oog in oog tegenover een monster van metaal en kogels. Geld is het zien van een ideaal en zijn tekort en kwetsbaarheid in de werkelijkheid. Geld is de werkelijkheid zelf, de noodzaak van oorzaak en gevolg. Geld is alles wat mij tegenstaat, de opgave om met mijn ideeën en dromen van en over het leven en de wereld toch iets te willen veranderen. En zo is ook het geld de eeuwige strijd van het dualisme tussen mijn droom en de werkelijkheid die zich binnen en buiten mij afspeelt.
Al vanaf het ontstaan van de mens toen hij boven in de bomen of in de grot zijn dagen door bracht, en later toen hij met zijn intelligentie en techniek gereedschap en wapens ging maken veroverde hij met zijn enorme aanpassingenvermogen zijn plaats op deze aardbol. Het is voor ons wel duidelijk dat deze inspanning en strijd in feite alleen om een ding ging en nog gaat namelijk om te kunnen overleven. Maar deze strijd is ook tegelijkertijd ook een strijd tussen de mens met zijn vermogen, kennis, behoeftes, wensen tegen een onverschillige en causale werkelijkheid. In zijn strijd om het leven en door zijn behoefte aan voedsel, kleren, strijd tegen warmte en kou, vinden van een onderdak zag hij zijn bestaan in een constante bedreiging. En werd hij zich bij tijden van tegenspoed en ramp steeds meer van zijn nietige en kwetsbare positie bewust en aan het denken gezet. Vooral later is hij door het besef van zijn onmacht tegen sterkere vijanden als ouderdom en ongeneeslijke zieketen en dood zich meer van een dubbelheid en het dualisme van zijn bestaan bewust geworden. De vergankelijkheid van zijn bestaan dwong hem daarover na te denken en naar mogelijke antwoorden te zoeken.
Dit is een fundamentele bewustwording die zich later in alle andere aspecten van het menselijke bestaan zal betrekken. Dus ook de plaats van het geld is als een onderdeel van het leven van de mens daarin te vinden. En zoals wij zullen zien hebben de meeste godsdiensten het meest essentiële deel van hun boodschap op deze notie van de dubbelheid en het dualisme van het menselijke bestaan gebaseerd.
Hieronder wil ik iets meer over dit dualisme en zijn oorsprong zeggen en verband met het geld uiteraard zoals ik dat zie te verhelderen.
De Bijbelse versie van de schepping van de mens, is een mythisch verhaal en de uitleg over de innerlijke gespletenheid en het dualistische bestaansvorm van de mens, toen ‘de mens’ werd gemaakt van de stinkende en verdorven materie van klei en aarde. Na deze fase, zo luid het verhaal van de schepping, heeft God de heilige geest en het heilige vuur van zichzelf in deze nieuwe lagere schepping ingeblazen. En aan het eind verkondigd God aan alle andere hogere engelen en entiteiten: "Hij is af, hij is de hoogste en beste van al mijn scheppingen". Zo word door de schepper niet alleen het bestaan van deze nieuwe schepping aan de rest van de alle andere hogere entiteiten (engelen, Satan) aangekondigd, maar ook zijn hogere plaats en waarde. Het verhaal van de schepping gaat verder met de verbazing van alle engelen en verontwaardiging van de hoogste engel Satan, die niets ziet in een hogere schepping van deze door klei, aarde en de heilige geest van God gemaakte schepsel. Als bezwaar tegen deze schepping van God en als bewijsvoering brengen engelen de toekomstige misdaden en het bloedvergieten, onrechtvaardigheid en oorlogen die ‘de mens’ op de aarde zal gaan plegen, er tegenin en vragen aan God of het een goede beslissing is? Maar als antwoord op deze reactie en bezwaren zegt God alleen deze woorden:"Ik weet iets wat jullie niet weten". Wat daarna gebeurde is bekend, namelijk dat alle engelen zich uiteindelijk aan Gods wijsheid en besluit onderwierpen behalve de ene engel, de Satan.
Nu is dit scheppingsverhaal niet zo uniek, want in de veel scheppingsverhalen van de meeste godsdiensten zijn twee elementen als het belangrijkste basisingrediënten aanwezig. Die van dualisme en de strijd tussen de twee tegenpolen. Enerzijds de geest die boven de nietige en vergankelijke materiëlere wereld uitstijgt en niet aan het proces van komen en vergaan onderhevig is. Aan de andere kant de meer materiele, de aardse en het lichamelijke die wel aan de veranderlijkheid en vergankelijkheid onderworpen is. Hoewel bij andere religies en hun scheppingsverhalen geen exacte replicatie van de Bijbelse versie is, wordt bij de meeste van deze scheppingsverhalen vaak het belangrijkste elementaire deel bij het ontstaan van de wereld aan deze twee tegenpolen toegeschreven. Zoals in het Zoroastrisme de schepping op twee krachten en bronnen berust. Dit is op het dualisme gebaseerd. In deze oude goddienst is de mens ingeklemd tussen Ahoera Mazda, de God van het goede, en Ahriman, de god van het kwade, en dient in de eeuwige strijd tussen beide goden de kant van het goede te kiezen. En zoals bij deze goddienst de voornaamste taak (de belangrijkste ethische hoeksteen bij het Zoroastrisme: goed zeggen, goed denken, goed doen) voor de mens in deze wereld strijd tegen Ahriman en kiezen van het goede is. Ook de Bijbelse notie wijst naar hetzelfde pad en doelstellingen die aan de mens verkondigd werd namelijk: in het gevecht met de duivel en zijn verleidingen uiteindelijk de goede kant, de kant van God kiezen en zo de uiteindelijke overwinning te behalen. Zoals ik eerder wees op de overeenstemmingen tussen de scheppingsverhalen van de vele goddiensten, vertonen ze in essentie meer gelijkenissen dan op het eerste gezicht lijkt.
Ook in de filosofie van Plato en zijn verhaal over de grot zien wij dit weer. Maar dit keer met de filosofische concepten van scheiding tussen het ware, het goede en het hogere tegenover de materiele, aardse en lichamelijke wereld van onwaarheid. Alsof bij al deze gedachten het dualisme van de mens en de wereld en het mens-zijn op zich allereerst problematisch is en daarna een onontkoombare strijd eromheen ontstaat om het hogere, zuivere en ware weer terug te winnen en zo de waarheid te bemachtigen. Een waarheid van de mens die als een groot drama, een pijnlijke strijd tussen de gespletenheid en terugkeer naar de bron is.
Maar wat hebben deze de scheppingsverhalen en goddiensten met geld te maken? Wat is het verband tussen geld zoals ik het vind en de betekenis en de waarde die ik eraan geef met deze mythe over de dualistische scheppingsverhalen over de gespletenheid in het mens-zijn?
Los van al deze mythen over de innerlijke gespletenheid van de mens bij de genoemde religies, is de notie van het lichaam en de geest misschien niet meer zo gemystificeerd als in de oudheid en de middeleeuwen, maar is in een andere nieuwe context nog steeds een bron van eindeloos filosofische theorieën, overpeinzingen en discussie. Die zowel de vroegere filosofen als de moderne filosofen van onze tijd bezighouden. Het bestaan van een God mag voor ons nu niet meer zo aanvaardbaar en vanzelfsprekend lijken als vroeger, daar tegenover staat de eindeloos innerlijke zoektocht van de mens om zijn plaats in de wereld en vinden van meer kennis over zichzelf en de oorsprong van zijn psychologische driften en behoeften. Deze zijn voor de mens geen afgedane zaken maar nog steeds een onafgelegde weg is die sinds de geheugenis van de mensheid voortduurt en misschien zolang de mens op aarde bestaat ook zal blijven voortduren.
Nu is het moment om zonder verdere zijpaden aan te geven waarom ik het thema van geld in dit licht van mythen heb geplaatst. Waarom ik een grote omweg maakte om over het eigenlijke thema ‘geld’ iets te zeggen.
Ik vind in deze verhalen een begin en een weerspiegeling van de situatie van de mens in zijn meest concrete bestaan. Gespletenheid bij de mens zoals ik dat zie ontdaan van alle religieuze elementen en dogma’s is niet alleen een scheiding tussen lichaam en geest, maar behelsd het gehele bestaan van de mens. Dualisme zoals ik dat zie is een alledaagse bekommering en zorg voor ieder individu. Dualisme tussen de droom en werkelijkheid, tussen de feiten en de wensen. Tussen het veranderen van mijn lichaam enerzijds en mijn wensen (de haren groeien laatste jaren als onkruid over mijn hele lichaam) anderzijds. Tussen mijn herinneringen over mijn ik die was en mijn ik die nu is, plus mijn ikken hier en nu samen. Dualisme in de veelzeggende ogen van een hoogbejaarde persoon waarvan zijn geest noch door ouderdoem noch door een ongeneselijk ziektes aangetast is, en nog steeds jeugdig en levendig als vroeger lijkt alsof zijn grote liefde en passie voor het leven en bleven van nieuwe avonturen onuitputtelijk is. De echte confrontatie is zichtbaar tussen de geest die de wil heeft te blijven leven tegenover het materiele van het lichaam die een eigen richting, einddoel van verval en ontbinding nastreeft.
Men kan wetenschappelijk de enorme verstrengelingen en eenheid tussen het lichaam en het geest of de wil en hun wederzijds dichte interactie als bezwaar tegen deze radicale scheiding aanbrengen. Maar dat er zoiets als verouderingproces, honger, seksuele behoeften, zich daadwerkelijk buiten de geest of wil voortzetten is klaarblijkelijk toch heel iets anders dan mijn wensen, dromen en het hoop.
Precies in deze context vind ik de echte rol van geld in mijn leven terug. Geld is niet alleen maar een waardeloos middel om te kunnen leven en om er in mijn vele levensbehoeften te kunnen voorzien. Geld is de zichtbare zijde van mijn bestaan die zich in de materiele wereld bevind. Die tegelijkertijd diep verbonden met mijn geestelijkheid mijn totaliteit vormen. Geld is het antwoord op mijn beide lichamelijke en geestelijke behoeften die op een raadselachtige manier door elkaar heen lopen en op dualistische wijze samen zijn en mijn eigenlijke ‘ik’ vormen. Geld is het groeiende haar op mijn gezicht en op mijn borst dat ik niet tegen kan houden, om er mij los van te maken Want van wat wil ik mezelf eigenlijk los maken? Vanmijzelf!? Geld is honger in mijn buik, dorst in mijn kiel, seksuele behoefden en opkomende rimpels op mijn gezicht.
Geld is de werkelijkheid buiten mij. Die tot mijn grote ergernis vaak mijn wensen en wil en hoop met zijn voeten vertrapt. Geld is het pijnlijke beeld van het overblijfsel van een dierbare overledene, levenloos en opgebaard of het zien van een kwetsbaar en ondervoed kind uit een derde wereldland op jou tv scherm. Geld is de onmacht van vele protesteerden overal in de wereld samen met de VN tegen de oorlogsplannen van de VS tegen Irak. En de grote macht en gemak van deze hedendaagse grootmacht om zonder een noemenswaardige tegenstander zo veel mensen met loze argumenten te misleiden en alle internationale overeenkomsten aan zijn laars lappen en voor de ogen van de wereld een land aan te vallen en in de afgrond te storten. Geld is het zien van onrecht en onmacht, de Chinese man op het Tianmenplein met lege handen oog in oog tegenover een monster van metaal en kogels. Geld is het zien van een ideaal en zijn tekort en kwetsbaarheid in de werkelijkheid. Geld is de werkelijkheid zelf, de noodzaak van oorzaak en gevolg. Geld is alles wat mij tegenstaat, de opgave om met mijn ideeën en dromen van en over het leven en de wereld toch iets te willen veranderen. En zo is ook het geld de eeuwige strijd van het dualisme tussen mijn droom en de werkelijkheid die zich binnen en buiten mij afspeelt.
.....................................................................................................................................................................................................................................
De Mens
Vanuit de verte gezien was hij niets meer dan een donker stipje in een uitgestrekt wit en doods landschap. Nu, met zijn jacht ( een enorme harige bok) op zijn schouder, was hij zwaarder en zakte met ieder stap vooruit dieper in de zachte sneeuw en het krakende ijs. Ieder moment dacht hij bij elk onverwacht geluid onder zijn voeten dat hij nu in een diep ijsdal of een bevroren rivier verborgen onder een dikke lag sneeuw zou vallen. Hij hijgde en zweette van de enorme krachtsinspanning onder de last van het zware beest op zijn schouder. Maar hij moest wel verder want in een hol ver weg onder in een berg wachtten nog zijn vrouw en kinderen met lege, hongerige buiken op hem, op voedsel. Hij was inmiddels twee dagen en nachten van huis weg geweest en was zelf aan het einde van zijn laatste krachten. Nog nooit had hij zo een slecht jaar gekend, nooit. Nooit had hij zo veel storm, wind en sneeuw in een jaar gezien. En nooit had hij zoveel dieren zien sterven of weg trekken. De ongekende hevige storm van sneeuw en ijzige kou bedekten de gestorven dieren en lieten geen enkel spoor van hen over. "Anders, dacht hij diep verontwaardigd, kon hij ze vinden en zichzelf en zijn familie van de honger redden". "De duistere Goden van de sneeuw en de angstwekkende Goden van hevige storm waren boos", dacht hij bevreesd. De Goden waren overal en nergens. Onzichtbaar waren zij en dat maakte hem bang van alles. Maar hij moest wel verder want hij hield van zijn vrouw en zijn kinderen. Hij wilde leven, hij wilde dat zij leven konden, kost wat kost. Nog een stap, nog een, en nog een, dat was zijn enige gedachte.
Soms, als hij echt niet meer verder kon en de botten van de slaap en de bebloede homp vlees diep zijn rug doorboordde en het dragen onmogelijk maakte, dan gooide hij als een waanzinnige die homp vlees met alle kracht en geweld vol haat van zich af op de grond en hij liet zich hijgend en uitgeput over de vleeshomp heen vallen. Niet voor lang, want gelijk daarna voelde hij de andere pijn, die van die ijzige kou als scherpe naalden in zijn gehele lijf doordringen en pijnigen. Direct verschenen die gezichten weer, die van zijn vrouwe en zijn kinderen hongerig en bang. Zijn zij nog veilig vroeg hij zich af? Of zijn zij door andere soortgenoten overvallen en gevangen genomen? Door die beesten! Zou eerst hun leider en daarna alle ander beesten zijn vrouw aan het verkrachten? Werd zij van een van die beesten zwanger? En krijgt zij dan een kind als symbool van die afschuwelijke herinnering? Die angst had hij altijd. Die beesten pikten altijd de vrouwen in en zij vermoordden hun kinderen. Ook hijzelf was vroeger net als hen. Ook hij pikte vroeger de vrouwtjes van andere stammen in en verkrachte die. Dat was altijd al zo, stelde hij nu droevig vast. Al sinds hij zich kon herinneren. Maar ineens op een dag, dacht hij, had hij besloten dat hij dat niet meer wilde doen, nooit meer. Hij kon het niet meer zien. Want de leider van de stam pikte altijd alle vrouwtjes. Alles was voor hem, zonder zijn toestemming kon niemand een vrouw hebben en een gezin stichten. Die leider was groot en sterk en had vele vrouwen en veel onderdanen. Wat kon hij alleen tegen hem. Niets. Was hij jaloers? Misschien, maar het waanzinnige gekrijs van vreemde vrouwen, hun gejank en gevecht tussen die beesten was heftig en pijnlijk. Dat gaf hem dat afschuwelijke gevoel om nooit meer te willen. Om zo te willen zijn en door te gaan.
Tot hij ineens een dag een plan had. Vastberaden en geduldig had hij daarna maanden gewacht. Om toe te slaan. Om weg te vluchten. En op een goede dag, toen de leider met anderen op jacht ging, vluchtte hij weg. Maar niet alleen. Hij vluchtte met een van jonge mooie vrouwen van de leider weg. Met wie hij al heel lang stiekem een relatie had en zij mocht hem heel erg. Maar hij dacht bij zichzelf over hoe zijn onzekere leven was? Wat voor gevaren stonden hem en zij gezin te wachten?
De angst en onzekerheid voor zijn familie hing als een donkere wolk boven zijn hoofd. Hij snikte en snoot een paar keer. Ik moet verder, ik moet verder. Hij stond op, pakte zijn homp vlees en met een slingerende beweging gooide hij het weer op zijn schouder, die nu echter een knagende pijn bij hem veroorzaakte, meer dan voorheen. Hij was nu weer onderweg, voorovergebogen het kadaver dragend.
Een paar kilometer verderop begon plotseling een hevige en ijzingwekkende koude storm overal om hem heen te razen. Een heftige en genadeloze storm sloeg in zijn gezicht en om zijn lijf. Hij kon helemaal niets meer zien en al helemaal geen stap vooruit zetten. Waardoor hij snel en zonder gedachte uitgeput, half verlamd de vleeshomp op de grond liet vallen en er zelf eronder kroop. Met de gedachte dat de storm zo nu en dan zou afnemen en waardoor hij de weg naar zijn huis weer zou kunnen vervolgen.
Maar na een tijdje onder dat beest te hebben gelegen, begon een afschuwelijke gedachte hem kwellen. Hij voelde iets wat hij tot dan toe niet gekend had. Hij hoorde een stem. Een stem in hem die tegen hem begon te praten. Of was hij zelf, die tegen hem zelf zei: "Deze sneeuwstorm is heel anders dan voorheen. Anders dan wat hij tot nu gekend had. Onrust en angst grepen hem als de klauwen van een wild dier naar de keel. Wat moest hij doen. Wat? Daar wachten? Maar hij wist uit ervaring dat hij het zonder beschutting te vinden niet lang op dat ijs kon volhouden. De grond waar hij op lag was zo hard dat zijn zelfgemaakte scherpe steen er niet doorheen kon prikken om dat te breken. Om een kuil te kunnen graven. Nee, de grond was er te hard voor. En dat vlees werd ieder minuut harder en plakte steviger aan de grond. Dat was heel gevaarlijk want hij kon zelf ook onder dat dier vast komen te zitten. Voor altijd.
Hij moest weg. Maar de wind was zo hard dat hij alleen kruipend zich verder kon voort bewegen.
Hij trok zich langzaam onder de romp uit en begon met zijn rug tegen de wind over de grond te kruipen. Op zoek naar een schuilplaats. Maar hij was niet ver gekomen. Hooguit tien of twintig meter. Toen begonnen zijn handen en voeten op het gladde ijs eerst gevoelloos en daarna meer en meer te verstijven. Zijn gezicht was vol bedekt onder met dikke laag sneeuw en ijs. Hij zag alleen een onmetelijke, eindeloze witte kleur voor zich. Hij kon niets meer zien. Geen afstand, geen punt. Wat hij kon zien waren alleen zijn eigen handen, alleen dat. Verder was alles wit, eindeloos wit.
Zijn handen voorop en zijn benen achteraan maakten krachteloze bewegingen en gleden doelloos over het gladde ijs. Nog één bewegingen, nog één, dacht hij constant bij zich zelf. Maar na enkele minuten kruipend over grond was hij uitgeput, kon hij niet meer verder. Zijn lichaam was nu hard en stijf. Hij voelde zijn handen en voeten niet meer. Eén moment dacht hij dat hij alleen een hoofd was, rollend over dat gladde ijs. Als hij zich maar kon draaien, richting zijn huis, dan kon zijn hoofd misschien richting zijn huis laten rollen.
Weer verschenen die gezichten. Het lachende gezicht van zijn vrouw en zijn kinderen. De warme en liefdevolle ogen van zijn vrouw staarden naar hem. Zij wachtte nog op hem. Je kan het nog. Je zou ons toch hier niet alleen achterlaten. Kom, wij wachten allemaal op jou. Kom sta op en kom naar ons toe.
De suizende wind, vol sneeuw sloeg onophoudelijk en hard als een zweep om zijn oren en was oorverdovend. Het uitzicht voor hem verblindde zijn ogen. Alleen ijs en wit. Eindeloos wit. Toen merkte hij dat hij niet eens zijn handen en voeten kon bewegen. Nu was de ernst van de situatie echt tot hem doorgedrongen. De beelden bleven voor zijn ogen bestaan. De beelden van zijn mooie vrouw en kinderen. Wachtend op hem.
Ineens voelde hij zich hopeloos en eenzaam. Hij begreep dat daar het einde naderbij was en de reis van het leven erop zat. Hier zou hij zijn laatste adem uitblazen en daarna een lijk worden. Precies zoals die romp vlees, de bok die daar lag, dacht hij bij zichzelf. Had die bok ook een huis? En wachtten ook zijn wijfje en jonkies op hem? Hij wilde niet sterven. Zowel de angst voor de dood en de wil tot leven waren beiden in hem. Maar hij wou zo niet sterven. Hij moest bewegen. Hij moest. En hij draaide zich ineens en uit alle macht met al zijn laatste levenskrachten, op dat gladde ijs en tegen de wind en richting zijn huis, om. En daarna? Stilte. Niets. Hij viel uitgeput en zonder enig verzet stil. Zijn zwarte vingers en nagels staken als uitgedroogde taken half in het harde ijs. Met eromheen de zichtbare krassen in het witte ijs. Maar die donker takken bewogen niet meer. Bewegingloos en stil was die hoop takken. Zij lagen naast elkaar wijzend in een richting alsof zij richting zijn huis wezen.
Nu voelde hij na een tijd ineens geen pijn meer door die kou, alsof hij ineens door een wonder helemaal verdoofd was. Het leek hem eerder een aangenaam moment. Toen voelde hij zich steeds lichter worden. Het ging bij hem gepaard met een enorme behoefte aan slaap. Zijn oogleden wogen zwaar als dikke gordijnen. Die naar beneden rolden. Hij ervoer zo een aangenaam prikkend gevoel van sensatie van binnen. Zelfs de vage idee van de dood leek hem nu eerder een spel met woorden of een mooie droom. Een nieuw avontuur. De angst voor de dood, voor het verlies was weg en had plaats gemaakt voor een mooie droom. In die droom was alles mooi en op zijn plaats. Alles leek anders en de gehele situatie was in zijn ogen perfect en mooi. Hij voelde zich lichter en lichter worden. Zo licht, dat hij dacht dat hij kon vliegen. Ik kan vliegen, ik ben een vogel, heerlijk. En zo dromend en vliegend vielen zijn oogleden als zachte zijden gordijnen op elkaar en waren voor altijd gesloten.
De Mens
Vanuit de verte gezien was hij niets meer dan een donker stipje in een uitgestrekt wit en doods landschap. Nu, met zijn jacht ( een enorme harige bok) op zijn schouder, was hij zwaarder en zakte met ieder stap vooruit dieper in de zachte sneeuw en het krakende ijs. Ieder moment dacht hij bij elk onverwacht geluid onder zijn voeten dat hij nu in een diep ijsdal of een bevroren rivier verborgen onder een dikke lag sneeuw zou vallen. Hij hijgde en zweette van de enorme krachtsinspanning onder de last van het zware beest op zijn schouder. Maar hij moest wel verder want in een hol ver weg onder in een berg wachtten nog zijn vrouw en kinderen met lege, hongerige buiken op hem, op voedsel. Hij was inmiddels twee dagen en nachten van huis weg geweest en was zelf aan het einde van zijn laatste krachten. Nog nooit had hij zo een slecht jaar gekend, nooit. Nooit had hij zo veel storm, wind en sneeuw in een jaar gezien. En nooit had hij zoveel dieren zien sterven of weg trekken. De ongekende hevige storm van sneeuw en ijzige kou bedekten de gestorven dieren en lieten geen enkel spoor van hen over. "Anders, dacht hij diep verontwaardigd, kon hij ze vinden en zichzelf en zijn familie van de honger redden". "De duistere Goden van de sneeuw en de angstwekkende Goden van hevige storm waren boos", dacht hij bevreesd. De Goden waren overal en nergens. Onzichtbaar waren zij en dat maakte hem bang van alles. Maar hij moest wel verder want hij hield van zijn vrouw en zijn kinderen. Hij wilde leven, hij wilde dat zij leven konden, kost wat kost. Nog een stap, nog een, en nog een, dat was zijn enige gedachte.
Soms, als hij echt niet meer verder kon en de botten van de slaap en de bebloede homp vlees diep zijn rug doorboordde en het dragen onmogelijk maakte, dan gooide hij als een waanzinnige die homp vlees met alle kracht en geweld vol haat van zich af op de grond en hij liet zich hijgend en uitgeput over de vleeshomp heen vallen. Niet voor lang, want gelijk daarna voelde hij de andere pijn, die van die ijzige kou als scherpe naalden in zijn gehele lijf doordringen en pijnigen. Direct verschenen die gezichten weer, die van zijn vrouwe en zijn kinderen hongerig en bang. Zijn zij nog veilig vroeg hij zich af? Of zijn zij door andere soortgenoten overvallen en gevangen genomen? Door die beesten! Zou eerst hun leider en daarna alle ander beesten zijn vrouw aan het verkrachten? Werd zij van een van die beesten zwanger? En krijgt zij dan een kind als symbool van die afschuwelijke herinnering? Die angst had hij altijd. Die beesten pikten altijd de vrouwen in en zij vermoordden hun kinderen. Ook hijzelf was vroeger net als hen. Ook hij pikte vroeger de vrouwtjes van andere stammen in en verkrachte die. Dat was altijd al zo, stelde hij nu droevig vast. Al sinds hij zich kon herinneren. Maar ineens op een dag, dacht hij, had hij besloten dat hij dat niet meer wilde doen, nooit meer. Hij kon het niet meer zien. Want de leider van de stam pikte altijd alle vrouwtjes. Alles was voor hem, zonder zijn toestemming kon niemand een vrouw hebben en een gezin stichten. Die leider was groot en sterk en had vele vrouwen en veel onderdanen. Wat kon hij alleen tegen hem. Niets. Was hij jaloers? Misschien, maar het waanzinnige gekrijs van vreemde vrouwen, hun gejank en gevecht tussen die beesten was heftig en pijnlijk. Dat gaf hem dat afschuwelijke gevoel om nooit meer te willen. Om zo te willen zijn en door te gaan.
Tot hij ineens een dag een plan had. Vastberaden en geduldig had hij daarna maanden gewacht. Om toe te slaan. Om weg te vluchten. En op een goede dag, toen de leider met anderen op jacht ging, vluchtte hij weg. Maar niet alleen. Hij vluchtte met een van jonge mooie vrouwen van de leider weg. Met wie hij al heel lang stiekem een relatie had en zij mocht hem heel erg. Maar hij dacht bij zichzelf over hoe zijn onzekere leven was? Wat voor gevaren stonden hem en zij gezin te wachten?
De angst en onzekerheid voor zijn familie hing als een donkere wolk boven zijn hoofd. Hij snikte en snoot een paar keer. Ik moet verder, ik moet verder. Hij stond op, pakte zijn homp vlees en met een slingerende beweging gooide hij het weer op zijn schouder, die nu echter een knagende pijn bij hem veroorzaakte, meer dan voorheen. Hij was nu weer onderweg, voorovergebogen het kadaver dragend.
Een paar kilometer verderop begon plotseling een hevige en ijzingwekkende koude storm overal om hem heen te razen. Een heftige en genadeloze storm sloeg in zijn gezicht en om zijn lijf. Hij kon helemaal niets meer zien en al helemaal geen stap vooruit zetten. Waardoor hij snel en zonder gedachte uitgeput, half verlamd de vleeshomp op de grond liet vallen en er zelf eronder kroop. Met de gedachte dat de storm zo nu en dan zou afnemen en waardoor hij de weg naar zijn huis weer zou kunnen vervolgen.
Maar na een tijdje onder dat beest te hebben gelegen, begon een afschuwelijke gedachte hem kwellen. Hij voelde iets wat hij tot dan toe niet gekend had. Hij hoorde een stem. Een stem in hem die tegen hem begon te praten. Of was hij zelf, die tegen hem zelf zei: "Deze sneeuwstorm is heel anders dan voorheen. Anders dan wat hij tot nu gekend had. Onrust en angst grepen hem als de klauwen van een wild dier naar de keel. Wat moest hij doen. Wat? Daar wachten? Maar hij wist uit ervaring dat hij het zonder beschutting te vinden niet lang op dat ijs kon volhouden. De grond waar hij op lag was zo hard dat zijn zelfgemaakte scherpe steen er niet doorheen kon prikken om dat te breken. Om een kuil te kunnen graven. Nee, de grond was er te hard voor. En dat vlees werd ieder minuut harder en plakte steviger aan de grond. Dat was heel gevaarlijk want hij kon zelf ook onder dat dier vast komen te zitten. Voor altijd.
Hij moest weg. Maar de wind was zo hard dat hij alleen kruipend zich verder kon voort bewegen.
Hij trok zich langzaam onder de romp uit en begon met zijn rug tegen de wind over de grond te kruipen. Op zoek naar een schuilplaats. Maar hij was niet ver gekomen. Hooguit tien of twintig meter. Toen begonnen zijn handen en voeten op het gladde ijs eerst gevoelloos en daarna meer en meer te verstijven. Zijn gezicht was vol bedekt onder met dikke laag sneeuw en ijs. Hij zag alleen een onmetelijke, eindeloze witte kleur voor zich. Hij kon niets meer zien. Geen afstand, geen punt. Wat hij kon zien waren alleen zijn eigen handen, alleen dat. Verder was alles wit, eindeloos wit.
Zijn handen voorop en zijn benen achteraan maakten krachteloze bewegingen en gleden doelloos over het gladde ijs. Nog één bewegingen, nog één, dacht hij constant bij zich zelf. Maar na enkele minuten kruipend over grond was hij uitgeput, kon hij niet meer verder. Zijn lichaam was nu hard en stijf. Hij voelde zijn handen en voeten niet meer. Eén moment dacht hij dat hij alleen een hoofd was, rollend over dat gladde ijs. Als hij zich maar kon draaien, richting zijn huis, dan kon zijn hoofd misschien richting zijn huis laten rollen.
Weer verschenen die gezichten. Het lachende gezicht van zijn vrouw en zijn kinderen. De warme en liefdevolle ogen van zijn vrouw staarden naar hem. Zij wachtte nog op hem. Je kan het nog. Je zou ons toch hier niet alleen achterlaten. Kom, wij wachten allemaal op jou. Kom sta op en kom naar ons toe.
De suizende wind, vol sneeuw sloeg onophoudelijk en hard als een zweep om zijn oren en was oorverdovend. Het uitzicht voor hem verblindde zijn ogen. Alleen ijs en wit. Eindeloos wit. Toen merkte hij dat hij niet eens zijn handen en voeten kon bewegen. Nu was de ernst van de situatie echt tot hem doorgedrongen. De beelden bleven voor zijn ogen bestaan. De beelden van zijn mooie vrouw en kinderen. Wachtend op hem.
Ineens voelde hij zich hopeloos en eenzaam. Hij begreep dat daar het einde naderbij was en de reis van het leven erop zat. Hier zou hij zijn laatste adem uitblazen en daarna een lijk worden. Precies zoals die romp vlees, de bok die daar lag, dacht hij bij zichzelf. Had die bok ook een huis? En wachtten ook zijn wijfje en jonkies op hem? Hij wilde niet sterven. Zowel de angst voor de dood en de wil tot leven waren beiden in hem. Maar hij wou zo niet sterven. Hij moest bewegen. Hij moest. En hij draaide zich ineens en uit alle macht met al zijn laatste levenskrachten, op dat gladde ijs en tegen de wind en richting zijn huis, om. En daarna? Stilte. Niets. Hij viel uitgeput en zonder enig verzet stil. Zijn zwarte vingers en nagels staken als uitgedroogde taken half in het harde ijs. Met eromheen de zichtbare krassen in het witte ijs. Maar die donker takken bewogen niet meer. Bewegingloos en stil was die hoop takken. Zij lagen naast elkaar wijzend in een richting alsof zij richting zijn huis wezen.
Nu voelde hij na een tijd ineens geen pijn meer door die kou, alsof hij ineens door een wonder helemaal verdoofd was. Het leek hem eerder een aangenaam moment. Toen voelde hij zich steeds lichter worden. Het ging bij hem gepaard met een enorme behoefte aan slaap. Zijn oogleden wogen zwaar als dikke gordijnen. Die naar beneden rolden. Hij ervoer zo een aangenaam prikkend gevoel van sensatie van binnen. Zelfs de vage idee van de dood leek hem nu eerder een spel met woorden of een mooie droom. Een nieuw avontuur. De angst voor de dood, voor het verlies was weg en had plaats gemaakt voor een mooie droom. In die droom was alles mooi en op zijn plaats. Alles leek anders en de gehele situatie was in zijn ogen perfect en mooi. Hij voelde zich lichter en lichter worden. Zo licht, dat hij dacht dat hij kon vliegen. Ik kan vliegen, ik ben een vogel, heerlijk. En zo dromend en vliegend vielen zijn oogleden als zachte zijden gordijnen op elkaar en waren voor altijd gesloten.
.....................................................................................................................................................................................................................................
Het geluk
Dagelijks kopen overal ter wereld mensen loten, gaan naar de casino’s, doen aan weddenschappen, gaan zij meer werken of meerdere banen aannemen, om aan meer geld te komen. Niet omdat zij geld als iets heilig zien. Nee, zij denken simpelweg dat meer geld meer geluk in hun leven brengt. Als je met een tekort in je leven kampt dan is de wens om meer geld redelijk. En meer werken om dat doel te bereiken is zelfs iets nobels. Daarentegen, gokken en de weddenschappen zijn schadelijk en veroorzaken alleen maar meer ellende.
Wat geluk betreft staan zij niet alleen. Wij willen toch allemaal gelukkig zijn? Maar wat betekent geluk eigenlijk voor de meesten van ons? Weten wij eigenlijk wat geluk betekent? Waar denken wij aan wanneer wij over het geluk spreken? Is geluk een ‘iets’ of betekent geluk meer dingen?
Een definitie van geluk geven is niet zo eenvoudig als het lijkt. Laten wij toch kijken wat wij over het algemeen onder het woord geluk verstaan.
Als men over een aantal dingen beschikt noemen we ons zelf gelukkig. Ik noem een paar van die dingen: gezondheid, welvaart, vrede, goede relaties, vriendschap, vertrouwen in de mede mens, rijkdom, faam enz. Wij menen dat niet een of enkele van deze voorbeelden altijd voldoende zijn om ons gelukkig te noemen. En wij kunnen deze niet allemaal met geld kopen. Wij noemen iemand gelukkig als hij/zij een paar van deze dingen of zelfs meerdere van die dingen bezit. Een voorbeeld, iemand kan heel gezond en rijk en beroemd zijn maar lijden onder een tekort aan veel ander dingen. Lijden aan slechte relaties, weinig vriendschap of lijden aan een ongeneeslijke ziekte, jalousie, achterdocht of grootheidwaanzin. Andersom kan ook. Iemand heeft goede relaties en vriendschappen maar kan toch lijden aan een ongeneeslijke ziekte of is werkloos en arm.
Armoede dat is ook een relatief begrip en iedereen ziet het anders. Armoede in Nederland betekent totaal iets anders dan bijvoorbeeld in India. Is iedereen ongelukkig die in armoede leeft? Nee, niet iedereen ziet zich zelf ongelukkig onder zijn armoedige leven ( sommige lieden noemen hun leven in tegenstelling van de vele mensen geen armoedige leven maar : een eenvoudig leven. Want armoede heeft een negatieve betekenis. Veel grote spirituele leiders en denkers zochten doelbewust zelf dat eenvoudigere leven op. Want in hun ogen komt echte betekenis van de beriepen als ‘geluk’ en rijkdom ’of ‘armoe’ niet van buiten af maar dat is wat je er zelf voor betekenis aan geeft. Wat je in het leven ziet en wil. Zij zochten het geluk niet op, maar wilden eerder juist de oorzaak van ongeluk elimineren. De meeste van hen vonden de bron van ongeluk in onze eindeloze wensen en angsten. Om die wensen en angsten te overwinnen is zelfkennis, zelfbeheersing, soberheid, matigingen gelatenheid nodig om tot het ultieme geluk komen.
Eigenlijk zit er een grote waarheid in hun ideeën. Want wij voelen ons ook onrustig en ongelukkig omdat wij nog veel onvervulde wensen en veel angsten hebben. Wij zijn angstig niet te krijgen wat wij niet hebben, en wat wij wel hebben ooit te verliezen.
Hoelang heb ik mijn baan nog? Kijken mensen op mij neer of niet? Heb ik een goede maatschappelijke positie? Vinden mensen mij lelijk of niet? Hoelang blijf ik nog gezond? Houd die persoon echt van mij of van iemand anders? Kan ik die of dat vertrouwen? Kan ik ook zo goed presteren als hij/zij? Ziet of hoort eigenlijk iemand mij? Vinden mensen mij aardig of juist niet? Hoe lang moet ik nog wachten tot ik dit of dat kan hebben? Enz.
Wij moeten ons idee van het geluk herzien. Geluk is geen lijst met behaalde resultaten zoals: succesvolle carrière, maatschappelijk aanzien, macht, rijkdom en beroemdheid. Geluk is los van deze standaardlijst. Geluk is leven zoals jij dat wilt. Dat is een afwijking die toch meer bij het echte leven staat dan leven in een voorgeprogrammeerde wereld. Geluk is een idee, jou idee van hoe je leven wil. Geluk is in jezelf en iets innerlijks, en niet iets van buitenaf. Geluk kan niet gegeven worden. Geluk moet je zelf ontdekken.
Het geluk
Dagelijks kopen overal ter wereld mensen loten, gaan naar de casino’s, doen aan weddenschappen, gaan zij meer werken of meerdere banen aannemen, om aan meer geld te komen. Niet omdat zij geld als iets heilig zien. Nee, zij denken simpelweg dat meer geld meer geluk in hun leven brengt. Als je met een tekort in je leven kampt dan is de wens om meer geld redelijk. En meer werken om dat doel te bereiken is zelfs iets nobels. Daarentegen, gokken en de weddenschappen zijn schadelijk en veroorzaken alleen maar meer ellende.
Wat geluk betreft staan zij niet alleen. Wij willen toch allemaal gelukkig zijn? Maar wat betekent geluk eigenlijk voor de meesten van ons? Weten wij eigenlijk wat geluk betekent? Waar denken wij aan wanneer wij over het geluk spreken? Is geluk een ‘iets’ of betekent geluk meer dingen?
Een definitie van geluk geven is niet zo eenvoudig als het lijkt. Laten wij toch kijken wat wij over het algemeen onder het woord geluk verstaan.
Als men over een aantal dingen beschikt noemen we ons zelf gelukkig. Ik noem een paar van die dingen: gezondheid, welvaart, vrede, goede relaties, vriendschap, vertrouwen in de mede mens, rijkdom, faam enz. Wij menen dat niet een of enkele van deze voorbeelden altijd voldoende zijn om ons gelukkig te noemen. En wij kunnen deze niet allemaal met geld kopen. Wij noemen iemand gelukkig als hij/zij een paar van deze dingen of zelfs meerdere van die dingen bezit. Een voorbeeld, iemand kan heel gezond en rijk en beroemd zijn maar lijden onder een tekort aan veel ander dingen. Lijden aan slechte relaties, weinig vriendschap of lijden aan een ongeneeslijke ziekte, jalousie, achterdocht of grootheidwaanzin. Andersom kan ook. Iemand heeft goede relaties en vriendschappen maar kan toch lijden aan een ongeneeslijke ziekte of is werkloos en arm.
Armoede dat is ook een relatief begrip en iedereen ziet het anders. Armoede in Nederland betekent totaal iets anders dan bijvoorbeeld in India. Is iedereen ongelukkig die in armoede leeft? Nee, niet iedereen ziet zich zelf ongelukkig onder zijn armoedige leven ( sommige lieden noemen hun leven in tegenstelling van de vele mensen geen armoedige leven maar : een eenvoudig leven. Want armoede heeft een negatieve betekenis. Veel grote spirituele leiders en denkers zochten doelbewust zelf dat eenvoudigere leven op. Want in hun ogen komt echte betekenis van de beriepen als ‘geluk’ en rijkdom ’of ‘armoe’ niet van buiten af maar dat is wat je er zelf voor betekenis aan geeft. Wat je in het leven ziet en wil. Zij zochten het geluk niet op, maar wilden eerder juist de oorzaak van ongeluk elimineren. De meeste van hen vonden de bron van ongeluk in onze eindeloze wensen en angsten. Om die wensen en angsten te overwinnen is zelfkennis, zelfbeheersing, soberheid, matigingen gelatenheid nodig om tot het ultieme geluk komen.
Eigenlijk zit er een grote waarheid in hun ideeën. Want wij voelen ons ook onrustig en ongelukkig omdat wij nog veel onvervulde wensen en veel angsten hebben. Wij zijn angstig niet te krijgen wat wij niet hebben, en wat wij wel hebben ooit te verliezen.
Hoelang heb ik mijn baan nog? Kijken mensen op mij neer of niet? Heb ik een goede maatschappelijke positie? Vinden mensen mij lelijk of niet? Hoelang blijf ik nog gezond? Houd die persoon echt van mij of van iemand anders? Kan ik die of dat vertrouwen? Kan ik ook zo goed presteren als hij/zij? Ziet of hoort eigenlijk iemand mij? Vinden mensen mij aardig of juist niet? Hoe lang moet ik nog wachten tot ik dit of dat kan hebben? Enz.
Wij moeten ons idee van het geluk herzien. Geluk is geen lijst met behaalde resultaten zoals: succesvolle carrière, maatschappelijk aanzien, macht, rijkdom en beroemdheid. Geluk is los van deze standaardlijst. Geluk is leven zoals jij dat wilt. Dat is een afwijking die toch meer bij het echte leven staat dan leven in een voorgeprogrammeerde wereld. Geluk is een idee, jou idee van hoe je leven wil. Geluk is in jezelf en iets innerlijks, en niet iets van buitenaf. Geluk kan niet gegeven worden. Geluk moet je zelf ontdekken.
.....................................................................................................................................................................................................................................
Een kort verslag over een groot onderwerp: de slavernij.
Laatst heb ik van de Maassluisse bibliotheek, een videoband en met de daarbij horende klein boekje geleend. Die over de geschiedenis van de slavernij gingen. De geschiedenis van de slavernij met al zijn deprimerende verhalen, zijn nog altijd voor mij, een intrigerend stukje geschiedenis van de menselijke beschaving gebleven. Die twee door mij geleende objecten, het boekje en filmpje waren geheel naar mijn verwachting, uiterst pijnlijk, interessant en leerzaam.
Wat u gaat lezen is een soort reflectieverslag dat ik aan de hand van een door mij gelezen boekje en door mij gezien filmpje over de slavernij heb geschreven. Dit is een reflectieverslag, dus verwacht alsjeblieft geen uitgebreid en gedetailleerde beschrijving van die twee bronnen. Om mijn kort reflectieverslag hier echt kort te kunnen houden, wil ik vooral proberen op twee vragen, die ik aan mezelf heb gesteld, een antwoord te geven.
Wat betekende de slavernij eigenlijk al voor mij voordat ik deze bronnen kende? En wat kan ik nu meer over de slavernij zeggen?
Natuurlijk wist ik dat slavernij- strikt genomen gaat het hier vooral over de slavernij die door de blanke Europeanen in 16e tot 18e ontstond – een verwerpelijk en vooral een mensonwaardige daad was. Misschien zelfs de ergste vorm van ontmenselijking, en misdaad die ooit iemand kan bedenken. Zeg maar een georganiseerde misdaad gepleegd door zogenaamd beschaafdere wereld, de wereld van de blanke Europeanen. Deze misdaad werd eeuwenlang door vele de Europese landen met enorme gedrevenheid voortgezet. Daarbij gaf een zekere arrogantie en superioriteitsgevoel ten opzichte van andere vreemd volkeren, de Europeanen meer zekerheid en legitimiteit om slavenhandel staande te kunnen houden.
Dat is ongeveer hoe ik vroeger over de slavernij dacht of wist.
Wat ik nu doormiddel van dat kleine boekje en dat korte filmpje te weten ben gekomen, was aan de ene kant heel schokkend en aan de andere kant heel begrijpelijk. De schokkende kant daarvan betreft vooral de wijze waarop de slavenhandelaren hun gruweldaden legitimeerden. En begrijpelijke daarvan is, de marginale kennis van de meeste mensen in de 16e en 18e over de ander onbekende en vreemde volkeren. De wereld was toen heel gevaarlijk en onbekend, en zo was de kennis van de meeste mensen over ander landen en ander nationaliteiten zeldzaam of nihil. Toen de Europeanen voor het eerst met de Afrikaanse mensen in aanraking kwamen, en hun vreemde uiterlijk- donkere huid en hun rare gewoontes en levenswijze- aanschouwden, dachten zij niet dat de die Afrikanen zoals hen zelf gewone mensen waren. Nee. Zij dachten dat zij half mens en halfdier waren. Zoals ik zei: de kennis van een volk over het andere volk was heel exclusief en was aan kleine elite voorbehouden. Zelfs deze groep van elite zat nog altijd aan vele ketenen van de traditie, religie en chauvinisme muurvast. Stel je voor, mensen hadden toen nooit in hun leven iets over een ander volk met geheel ander uiterlijk en gewoonte gehoord, en hadden ook nooit een van die mensen gezien. Dus als wij ons dit voor ogen houden, is hun reactie eigenlijk niet echt heel vreemd. Trouwens wij die onszelf nu modern noemen, kunnen ons nog steeds niet met groot gemak en zonder pijnlijke gedachten aan onze evolutie- wij stammen af van apen- met de wereld van Aboriginals en de primitieve stammen in de amazone identificeren. Wij kunnen heel moeilijk bij hen een menselijke beschaving zoals wij dat kennen terug vinden.
Hoe de Europeanen toentertijd over de Afrikanen dachten- halfmens en halfdier- versterkte wederom ook hun superioriteitsgevoel jegens deze volkeren. Maar het meest schokkende vond ik hoe zij, de Europeanen, hun daden probeerden te funderen en legitimeren. En die legitimatie vonden zij niet alleen door hun eigen superioriteitsgevoel, maar ook bijvoorbeeld via hun eigen religie, het christendom. Volgens hen kun je in de Bijbel letterlijk vele citaten vinden die slavernij als iets natuurlijk en legitieme beschreven. Ik geef hier gelijk een voorbeeld om te laten zien hoe deze Europeanen zonder enig gewetensbezwaar deze citaten interpreteerden en zo ook een Goddelijke gebod aan hun zijde vonden.
Al vanaf de 16e tot 18e- de bloei perioden van Europese slavenhandel- zijn er talloze documenten over de Europese slavenhandel ontstaan. En zijn er talrijker documenten van die periodes in heel goede staat, bewaard gebleven. Deze bevinden zich in vele verschillende documenten en geschriften. Bijvoorbeeld in de dagboeken, de memories en het verhalen, geschreven door mensen die zich op de een of andere manier met slavernij bezig hielden. Een van die documenten behoort aan een 17e arts die zelf met de mensen die slaven in dienst hadden nauwe kontakten had. Hij vond niet alleen dat de Bijbel slavernij goedkeurde maar was zelf nog stap verder gegaan en meende dat slavernij op zich al iets natuurlijks en goed was. Zijn overtuiging en al geschreven citaten uit de Bijbel ter rechtvaardiging van de slavernij, zijn niet alleen naïeve of een bewijs van een kwade wil, maar vooral een trieste redenering en kromme gebruik van de logica. De logica van eerst een idee goed vinden en daarna voor zijn rechtvaardiging alleen maar meer argumenten zoeken. Een nog slechtere hantering van de sofisten. In zijn memoires naast de citaten uit de Bijbel ten goedkeuring van de slavernij, zegt deze arts ergens:" slavernij is goed want als je goed kijkt zie je dat Afrikanen fysiek heel sterk geschapen zijn, en kunnen beter werken waar veel brute kracht nodig is. Dus kunnen zij beter onze landerijen bewerken en onze agrarische sectoren laten bloeien".
Een kort verslag over een groot onderwerp: de slavernij.
Laatst heb ik van de Maassluisse bibliotheek, een videoband en met de daarbij horende klein boekje geleend. Die over de geschiedenis van de slavernij gingen. De geschiedenis van de slavernij met al zijn deprimerende verhalen, zijn nog altijd voor mij, een intrigerend stukje geschiedenis van de menselijke beschaving gebleven. Die twee door mij geleende objecten, het boekje en filmpje waren geheel naar mijn verwachting, uiterst pijnlijk, interessant en leerzaam.
Wat u gaat lezen is een soort reflectieverslag dat ik aan de hand van een door mij gelezen boekje en door mij gezien filmpje over de slavernij heb geschreven. Dit is een reflectieverslag, dus verwacht alsjeblieft geen uitgebreid en gedetailleerde beschrijving van die twee bronnen. Om mijn kort reflectieverslag hier echt kort te kunnen houden, wil ik vooral proberen op twee vragen, die ik aan mezelf heb gesteld, een antwoord te geven.
Wat betekende de slavernij eigenlijk al voor mij voordat ik deze bronnen kende? En wat kan ik nu meer over de slavernij zeggen?
Natuurlijk wist ik dat slavernij- strikt genomen gaat het hier vooral over de slavernij die door de blanke Europeanen in 16e tot 18e ontstond – een verwerpelijk en vooral een mensonwaardige daad was. Misschien zelfs de ergste vorm van ontmenselijking, en misdaad die ooit iemand kan bedenken. Zeg maar een georganiseerde misdaad gepleegd door zogenaamd beschaafdere wereld, de wereld van de blanke Europeanen. Deze misdaad werd eeuwenlang door vele de Europese landen met enorme gedrevenheid voortgezet. Daarbij gaf een zekere arrogantie en superioriteitsgevoel ten opzichte van andere vreemd volkeren, de Europeanen meer zekerheid en legitimiteit om slavenhandel staande te kunnen houden.
Dat is ongeveer hoe ik vroeger over de slavernij dacht of wist.
Wat ik nu doormiddel van dat kleine boekje en dat korte filmpje te weten ben gekomen, was aan de ene kant heel schokkend en aan de andere kant heel begrijpelijk. De schokkende kant daarvan betreft vooral de wijze waarop de slavenhandelaren hun gruweldaden legitimeerden. En begrijpelijke daarvan is, de marginale kennis van de meeste mensen in de 16e en 18e over de ander onbekende en vreemde volkeren. De wereld was toen heel gevaarlijk en onbekend, en zo was de kennis van de meeste mensen over ander landen en ander nationaliteiten zeldzaam of nihil. Toen de Europeanen voor het eerst met de Afrikaanse mensen in aanraking kwamen, en hun vreemde uiterlijk- donkere huid en hun rare gewoontes en levenswijze- aanschouwden, dachten zij niet dat de die Afrikanen zoals hen zelf gewone mensen waren. Nee. Zij dachten dat zij half mens en halfdier waren. Zoals ik zei: de kennis van een volk over het andere volk was heel exclusief en was aan kleine elite voorbehouden. Zelfs deze groep van elite zat nog altijd aan vele ketenen van de traditie, religie en chauvinisme muurvast. Stel je voor, mensen hadden toen nooit in hun leven iets over een ander volk met geheel ander uiterlijk en gewoonte gehoord, en hadden ook nooit een van die mensen gezien. Dus als wij ons dit voor ogen houden, is hun reactie eigenlijk niet echt heel vreemd. Trouwens wij die onszelf nu modern noemen, kunnen ons nog steeds niet met groot gemak en zonder pijnlijke gedachten aan onze evolutie- wij stammen af van apen- met de wereld van Aboriginals en de primitieve stammen in de amazone identificeren. Wij kunnen heel moeilijk bij hen een menselijke beschaving zoals wij dat kennen terug vinden.
Hoe de Europeanen toentertijd over de Afrikanen dachten- halfmens en halfdier- versterkte wederom ook hun superioriteitsgevoel jegens deze volkeren. Maar het meest schokkende vond ik hoe zij, de Europeanen, hun daden probeerden te funderen en legitimeren. En die legitimatie vonden zij niet alleen door hun eigen superioriteitsgevoel, maar ook bijvoorbeeld via hun eigen religie, het christendom. Volgens hen kun je in de Bijbel letterlijk vele citaten vinden die slavernij als iets natuurlijk en legitieme beschreven. Ik geef hier gelijk een voorbeeld om te laten zien hoe deze Europeanen zonder enig gewetensbezwaar deze citaten interpreteerden en zo ook een Goddelijke gebod aan hun zijde vonden.
Al vanaf de 16e tot 18e- de bloei perioden van Europese slavenhandel- zijn er talloze documenten over de Europese slavenhandel ontstaan. En zijn er talrijker documenten van die periodes in heel goede staat, bewaard gebleven. Deze bevinden zich in vele verschillende documenten en geschriften. Bijvoorbeeld in de dagboeken, de memories en het verhalen, geschreven door mensen die zich op de een of andere manier met slavernij bezig hielden. Een van die documenten behoort aan een 17e arts die zelf met de mensen die slaven in dienst hadden nauwe kontakten had. Hij vond niet alleen dat de Bijbel slavernij goedkeurde maar was zelf nog stap verder gegaan en meende dat slavernij op zich al iets natuurlijks en goed was. Zijn overtuiging en al geschreven citaten uit de Bijbel ter rechtvaardiging van de slavernij, zijn niet alleen naïeve of een bewijs van een kwade wil, maar vooral een trieste redenering en kromme gebruik van de logica. De logica van eerst een idee goed vinden en daarna voor zijn rechtvaardiging alleen maar meer argumenten zoeken. Een nog slechtere hantering van de sofisten. In zijn memoires naast de citaten uit de Bijbel ten goedkeuring van de slavernij, zegt deze arts ergens:" slavernij is goed want als je goed kijkt zie je dat Afrikanen fysiek heel sterk geschapen zijn, en kunnen beter werken waar veel brute kracht nodig is. Dus kunnen zij beter onze landerijen bewerken en onze agrarische sectoren laten bloeien".
.......................................................................................................................................................................................
De waarheid en het zin van het leven.
Ik kan mij de dag en het moment nog heel goed herinneren. Het was een van de gewone grijze dagen in het jaar 1997, waarop ineens alles, mijn gehele wereld kwam stil te staan. Nee, niet stil staan, maar niet verder ging. Het was alsof alles, mijn gehele wereldbeeld, mijn houvast, mijn geloof, voor zover ik dat nog had, in één of ander zin en betekenis in de wereld of de menselijkheid, hun vanzelfsprekende en vertrouwde betekenis ineens kwijtraakten en mij in een lege ruimte en een bestaan zonder richtlijn en horizon achterlieten. Ik kon met ontsteltenis het diepe wijde gat onder mij voeten zien, waarop ik geen antwoord kon geven. Het leek alsof ik naakt tegenover een wereld stond waarvan ik nergens een absolute betekenis en zin in kon vinden. ‘Mijn denken omhulde alles waar ik aan dacht onder een relatief iets. Een relatieve zingeving. En dat leek mij een onaangename en verontrustende conclusie’. En vooral de gedachte over het " wat is dan goed en wat kan een goede handeling en dus verheven genoemd worden’’ verloor onder mijn relativerende blik ineens al zijn zin en zeggingskracht. Ook de ander begrippen zoals " goed en slecht en mijn verplichtingen en verantwoordelijkheden smolten achter elkaar als sneeuw in de zon in het aangezicht van deze visie. Voor het eerst in mijn leven zag ik hoe alle houvast van mijn bestaan als rook in de lucht ging. De gedachte dat alles relatief en betrekkelijk is, maakte mij onzeker. Want deze gedachte kon alles van mij ontnemen, alle fundamentele zekerheden, alles en alles.Na een kort moment van waarheid sloeg de angst onmiddellijk toe.
Had ik dat zelf gedaan? Door mijn eigen denken en twijfel over het wezen en de ware aard van ons handelen? Of was dat denken en die twijfel een onvermijdelijk proces die hieruit voortvloeit wanner je bij deze begrippen stilstaat en naar de ware betekenis daarvan vraagt? Ik weet het niet maar daardoor, dat is zeker, is mijn hele leven veranderd en is het een zoektocht naar mogelijke antwoorden op zulke vragen geworden.
Hoe en waarom ik tot deze zulke vragen kwam en waarom die bij mij zo`n angst en onzekerheid teweeg brachten en in wat voor een emotionele crisis ik verkeerde is een verhaal op zichzelf. Mijn dagboeken van die tijd staan vol van verslagen over mijn wankele geestelijke toestand van toen. Dat ik mij met zulke vragen bezighield, was niet ineens uit de lucht komen vallen. Ik had mij altijd van jongs af aan zulke vragen gesteld, misschien niet zo duidelijk en expliciet of serieus maar ik vroeg mij bij veel dingen en gebeurtenissen af wat zij betekenden en zocht naar de diepere reden daarvan.
Misschien de samenhang van een aantal ingrijpende gebeurtenissen in het verleden met hun onuitwisbare stempel enerzijds, en de som van situatie het land waarin ik opgroeide anderzijds, kan als meest gewichtige impuls genoemd worden. Een aantal momenten en gebeurtenissen nemen daarin een bijzonder plaats, bijvoorbeeld, mijn belevenissen als jongen in de revolutie ( Iran, 1979), als de soldaat in de oorlog ( oorlog Iran-Iraq, 1980-1988), en later als de vluchteling, als een ontheemde in een ander vreemd land.
Ver verwijderd van mijn vroegere leven, in 1997 toen ik de tijd en rust maar vooral zekerheid had, zag ik al die begrippen in een ander licht te komen staan. Begrippen als mijn vader en moeder, wie ze werkelijk zijn. En mijn relatie en verplichtingen tot hen. Begrippen als goed en slecht zijn. En de ware betekenissen daarvan. Een goede handeling of een slechte handeling, de waarde van deze twee soorten handelingen. Wat is de maatstaf voor deze. Ik zag als het ware mijn eerdere geloof in een absoluut iets ‘een goed een goed zijn’ wat je met zekerheid goed en verheven en strevenwaardig kan noemen, bij nader analytisch en relativerende beschouwingen in niets anders dan slechts een handeling of een in keuze opgaan dat niets verhevens in zich had. Ik kon, dacht ik toen bij mijzelf, niets meer rechtvaardigen. Dat alle normen en waarden van de mens zelf afhangt en door hem zelf komt was een bittere reden en tegelijkertijd toen een absolute waarheid. Een lege waarheid die naar geen norm, maatstaf of richting wees en kon alleen met mijn keuze en moraal, als een zelf gewilde of willekeurige handeling gevuld worden.
Na mijn studie aan de kunstacademie heb ik een tijdje les gegeven en wilde mij in mijn vak verdiepen en dat handhaven. Ik wilde tenslotte een vak uitoefenen. Dit kon aan mij de zekerheid maar vooral een richting geven. Hoewel een korte periode de aanname en geloof in het absolute relativisme en individuele vrijheid een zekere richting en houvast aan mij boden, stelde dit in grote lijnen mij nooit tevreden en bleef voor mij een open vraag. Ondertussen bleven de vragen die ik eerder aan mijzelf stelde, aan mij knagen. En in mijn ogen werden zij alsmaar belangrijker. Zelfs mijn vak gaf mij niet meer de voldoening of de ruimte om zulke vragen centraal te stellen, wat in mijn ogen op dat moment meer dan noodzakelijk leek. Ik verdiepte mij meer in filosofische boeken dan in de beeldende kunst. Ik wilde authentiek zijn en handelen. Met deze onbeantwoorde vragen in mijn achterhoofd, zag ik in het uitoefenen van mijn vak niets meer dan een tijdverspilling of een zijpad, en niet een directe weg naar wat ik wilde of zocht. Ik wist dat deze houding met mijn veranderde levensinstelling en visie te maken had. Maar deze stelde mij niet echt gerust. Want de eerdere wens en de ideeën over het uitoefenen van een vak als beeldende kunstenaar kwamen niet meer met mijn huidige realiteitbeleving overeen. Dus moest ik weer een nieuw oriëntatiepunt en een zinvolle richting vinden. En aan mij levensnoodzaak op dat moment in die wezenlijke vragen gehoor geven.
Tot hier was een korte beschrijving van wie ik was en hoe ik mij tot zulk levensvragen opstelde. Maar nu, wat denk ik nu? Wat is mijn levensbeschouwing? Wat is in mij veranderd en heb ik enige vooruitgang ten opzichte van mijn eerdere levensvragen geboekt?
Er is inmiddels veel tijd verstrekken, ik heb vele boeken, filosofische beschouwingen en theorieën gelezen en deze geanalyseerd, geïnterpreteerd en in mij opgenomen en er meestal veel van geleerd. Ongetwijfeld heb ik sommige van die levensbeschouwing en filosofieën meer dan andere gewaardeerd en dichterbij mijn levensinstellingen en belevenissen gevonden dan andere.
Maar mijn zoektocht of wens om nader tot een op de waarheid beruste diepere zin en betekenis van ons leven, handelingen en ethische kwestie komen, is sindsdien alleen maar toegenomen en heeft zich verbreedt en meer kleur gekregen. Ik hang nu niet meer zozeer aan de één of andere absolute waarheid. In welke vorm dan ook. Of die waarheid in moderne bewoordingen aangereikt werd, of in een traditionele vorm, zij bevatten allemaal slechts één stuk waarheid en een stuk van het raadsel van de mens op zich. Een duizelingwekkend universum van stukjes waarheden, die meer inzicht bevatten dan ieder andere theorie en levensbeschouwing. Dat is waaraan ik op dit moment een grote waarde toe ken en in geloof. De enorme diepte en kloof tussen de beperkte menselijke beleving en onuitputtelijke wereld binnen en buiten hem, zijn wijder en overschrijden ieder grens. Dat is voor mij de reden om tegenover die levensvragen en de antwoorden daarop een zekere bescheidenheid in te nemen. Want zoals een filosoof dat goed uitdrukte: "De mens is zelf een vraag waarop geen antwoord mogelijk is". Want ons innerlijke wezen en werkelijkheid en de werkelijkheid daarbuiten overschrijden telkens weer een allesomvattend idee daarover. In overeenstemming met deze denkwijze zijn de begrippen als ‘God en religie’ voor mij niet meer als niets zeggend los zand wat overal verspreid liggen en onze aandacht niet waard zijn. Integendeel, de grenzeloze diepte van de menselijke belevingen en werkelijkheid laten met deze begrippen in de geschiedenis van de religie ons een blik binnenin deze innerlijke beleving en raadsels van zijn werkelijkheid werpen. Een onbewuste angst van het bestaan of een onvolwassen mens die, om zich te beschermen en te overleven, een God creëert. Hoewel dit een logisch coherent inzicht bevat doet het geen recht aan alle aspecten van het menszijn. De ideeën van de mens ten opzichte van zulke begrippen als schoonheid, het mysterie van het leven, zijn verwondering en zoektocht naar zijn ware aard kunnen in deze redeneren en hypothese niet volledig hun recht vinden.
Daarom om mijn kennis over de aard van menselijk zoektocht en zijn drang en hang naar religie meer te verdiepen, lijkt mij een studie theologie net zo interessant en zinvol als filosofie. De kennis over de diepere grondslagen achter al die begrippen die tot religieuze ideeën van de mens leidden kunnen mij dichterbij de ware aard van de mens, mijzelf en de anderen brengen. Pas dan zou ik mij een juist beeld van al die aspecten van de mens kunnen vormen, begrijpen en deze gaan waarderen.
Ik geloof dat een levensbeschouwing onlosmakelijk met het vak en vaardigheden verbonden is dat iemand uitoefent. Dat is absoluut nonsens als je als wetenschapper of onderzoeker in welk vak dan ook de resultaten van je werk loskoppelt van het vak dat je uitoefent. En vervolgens iedere kritiek op de behaalde resultaten met de woorden als " neutraal wetenschap" ter zijde schuift.
Sterker nog, neutrale wetenschap kan niet bestaan, want achter ieder onderzoek en achter elke handeling staat een mens en een levensbeschouwing. Men kan geen willoze slaaf van zijn kennis zijn. Al die ethische kwesties rondom experimenteren met dieren en genen zijn het levende bewijs daarvoor. Wetenschap bedrijven moet net als alle andere vaardigheden aspecten van verantwoordelijkheid in zich dragen.
Ik kwam er als kunstenaar bijvoorbeeld heel snel achter dat niet alleen het maken van kunst het meest belangrijke is, maar de gedachte erachter. Hoe je naar de wereld kijkt en hoe je dat ziet. En dat je afstand durft te nemen en jouw eigen handelingen goed observeert. Dan kun je een waardevol kunstwerk maken. Anders ben je niets meer dan een blinde drift organisme die non-stop zijn belevingswereld en emoties naar buiten brengt en projecteert.
Door mijn zoektocht naar eerdere vraagstukken ben ik tot een bredere kijk over de essentie van de mens en zijn betrekking met religie gekomen. In mijn verdere studie wil ik door middel van een meer wetenschappelijke benadering dichterbij die kern en de essentie komen.
In een wereld die steeds meer en meer neiging naar geld en materiel gewin en de consumptiemaatschappij toont, vraag ik mij dagelijks af over wat mijn plaats en de positie en bijdrage daarin is. Vragen over mijn vak en het wezenlijke nut daarvan, voor mij en de maatschappij waarin ik leef. En over mijn eigen leven en de verantwoordelijkheden tegen mijzelf en de anderen. Over mijn wereldbeeld en idealen en het wereldbeeld en het ideaal en het streven van de ander. Soms lijkt alsof zelfs voor het stellen van zulke vragen in deze razend snel veranderende wereld geen ruimte bestaat. Of het een eenzame strijd tegen de reuzen lijkt.
Het kost mij nog steeds veel moeite om dit voornemen in en de juiste verhouding tot de werkelijkheid naar buiten te brengen. Maar dat ik deze zoektocht ondanks al die obstakels waardevol vind en voort wil zetten, liggen in de vragen zelf. Want, ik ben er zeker van dat die vragen heel mijn wezen raken.
De waarheid en het zin van het leven.
Ik kan mij de dag en het moment nog heel goed herinneren. Het was een van de gewone grijze dagen in het jaar 1997, waarop ineens alles, mijn gehele wereld kwam stil te staan. Nee, niet stil staan, maar niet verder ging. Het was alsof alles, mijn gehele wereldbeeld, mijn houvast, mijn geloof, voor zover ik dat nog had, in één of ander zin en betekenis in de wereld of de menselijkheid, hun vanzelfsprekende en vertrouwde betekenis ineens kwijtraakten en mij in een lege ruimte en een bestaan zonder richtlijn en horizon achterlieten. Ik kon met ontsteltenis het diepe wijde gat onder mij voeten zien, waarop ik geen antwoord kon geven. Het leek alsof ik naakt tegenover een wereld stond waarvan ik nergens een absolute betekenis en zin in kon vinden. ‘Mijn denken omhulde alles waar ik aan dacht onder een relatief iets. Een relatieve zingeving. En dat leek mij een onaangename en verontrustende conclusie’. En vooral de gedachte over het " wat is dan goed en wat kan een goede handeling en dus verheven genoemd worden’’ verloor onder mijn relativerende blik ineens al zijn zin en zeggingskracht. Ook de ander begrippen zoals " goed en slecht en mijn verplichtingen en verantwoordelijkheden smolten achter elkaar als sneeuw in de zon in het aangezicht van deze visie. Voor het eerst in mijn leven zag ik hoe alle houvast van mijn bestaan als rook in de lucht ging. De gedachte dat alles relatief en betrekkelijk is, maakte mij onzeker. Want deze gedachte kon alles van mij ontnemen, alle fundamentele zekerheden, alles en alles.Na een kort moment van waarheid sloeg de angst onmiddellijk toe.
Had ik dat zelf gedaan? Door mijn eigen denken en twijfel over het wezen en de ware aard van ons handelen? Of was dat denken en die twijfel een onvermijdelijk proces die hieruit voortvloeit wanner je bij deze begrippen stilstaat en naar de ware betekenis daarvan vraagt? Ik weet het niet maar daardoor, dat is zeker, is mijn hele leven veranderd en is het een zoektocht naar mogelijke antwoorden op zulke vragen geworden.
Hoe en waarom ik tot deze zulke vragen kwam en waarom die bij mij zo`n angst en onzekerheid teweeg brachten en in wat voor een emotionele crisis ik verkeerde is een verhaal op zichzelf. Mijn dagboeken van die tijd staan vol van verslagen over mijn wankele geestelijke toestand van toen. Dat ik mij met zulke vragen bezighield, was niet ineens uit de lucht komen vallen. Ik had mij altijd van jongs af aan zulke vragen gesteld, misschien niet zo duidelijk en expliciet of serieus maar ik vroeg mij bij veel dingen en gebeurtenissen af wat zij betekenden en zocht naar de diepere reden daarvan.
Misschien de samenhang van een aantal ingrijpende gebeurtenissen in het verleden met hun onuitwisbare stempel enerzijds, en de som van situatie het land waarin ik opgroeide anderzijds, kan als meest gewichtige impuls genoemd worden. Een aantal momenten en gebeurtenissen nemen daarin een bijzonder plaats, bijvoorbeeld, mijn belevenissen als jongen in de revolutie ( Iran, 1979), als de soldaat in de oorlog ( oorlog Iran-Iraq, 1980-1988), en later als de vluchteling, als een ontheemde in een ander vreemd land.
Ver verwijderd van mijn vroegere leven, in 1997 toen ik de tijd en rust maar vooral zekerheid had, zag ik al die begrippen in een ander licht te komen staan. Begrippen als mijn vader en moeder, wie ze werkelijk zijn. En mijn relatie en verplichtingen tot hen. Begrippen als goed en slecht zijn. En de ware betekenissen daarvan. Een goede handeling of een slechte handeling, de waarde van deze twee soorten handelingen. Wat is de maatstaf voor deze. Ik zag als het ware mijn eerdere geloof in een absoluut iets ‘een goed een goed zijn’ wat je met zekerheid goed en verheven en strevenwaardig kan noemen, bij nader analytisch en relativerende beschouwingen in niets anders dan slechts een handeling of een in keuze opgaan dat niets verhevens in zich had. Ik kon, dacht ik toen bij mijzelf, niets meer rechtvaardigen. Dat alle normen en waarden van de mens zelf afhangt en door hem zelf komt was een bittere reden en tegelijkertijd toen een absolute waarheid. Een lege waarheid die naar geen norm, maatstaf of richting wees en kon alleen met mijn keuze en moraal, als een zelf gewilde of willekeurige handeling gevuld worden.
Na mijn studie aan de kunstacademie heb ik een tijdje les gegeven en wilde mij in mijn vak verdiepen en dat handhaven. Ik wilde tenslotte een vak uitoefenen. Dit kon aan mij de zekerheid maar vooral een richting geven. Hoewel een korte periode de aanname en geloof in het absolute relativisme en individuele vrijheid een zekere richting en houvast aan mij boden, stelde dit in grote lijnen mij nooit tevreden en bleef voor mij een open vraag. Ondertussen bleven de vragen die ik eerder aan mijzelf stelde, aan mij knagen. En in mijn ogen werden zij alsmaar belangrijker. Zelfs mijn vak gaf mij niet meer de voldoening of de ruimte om zulke vragen centraal te stellen, wat in mijn ogen op dat moment meer dan noodzakelijk leek. Ik verdiepte mij meer in filosofische boeken dan in de beeldende kunst. Ik wilde authentiek zijn en handelen. Met deze onbeantwoorde vragen in mijn achterhoofd, zag ik in het uitoefenen van mijn vak niets meer dan een tijdverspilling of een zijpad, en niet een directe weg naar wat ik wilde of zocht. Ik wist dat deze houding met mijn veranderde levensinstelling en visie te maken had. Maar deze stelde mij niet echt gerust. Want de eerdere wens en de ideeën over het uitoefenen van een vak als beeldende kunstenaar kwamen niet meer met mijn huidige realiteitbeleving overeen. Dus moest ik weer een nieuw oriëntatiepunt en een zinvolle richting vinden. En aan mij levensnoodzaak op dat moment in die wezenlijke vragen gehoor geven.
Tot hier was een korte beschrijving van wie ik was en hoe ik mij tot zulk levensvragen opstelde. Maar nu, wat denk ik nu? Wat is mijn levensbeschouwing? Wat is in mij veranderd en heb ik enige vooruitgang ten opzichte van mijn eerdere levensvragen geboekt?
Er is inmiddels veel tijd verstrekken, ik heb vele boeken, filosofische beschouwingen en theorieën gelezen en deze geanalyseerd, geïnterpreteerd en in mij opgenomen en er meestal veel van geleerd. Ongetwijfeld heb ik sommige van die levensbeschouwing en filosofieën meer dan andere gewaardeerd en dichterbij mijn levensinstellingen en belevenissen gevonden dan andere.
Maar mijn zoektocht of wens om nader tot een op de waarheid beruste diepere zin en betekenis van ons leven, handelingen en ethische kwestie komen, is sindsdien alleen maar toegenomen en heeft zich verbreedt en meer kleur gekregen. Ik hang nu niet meer zozeer aan de één of andere absolute waarheid. In welke vorm dan ook. Of die waarheid in moderne bewoordingen aangereikt werd, of in een traditionele vorm, zij bevatten allemaal slechts één stuk waarheid en een stuk van het raadsel van de mens op zich. Een duizelingwekkend universum van stukjes waarheden, die meer inzicht bevatten dan ieder andere theorie en levensbeschouwing. Dat is waaraan ik op dit moment een grote waarde toe ken en in geloof. De enorme diepte en kloof tussen de beperkte menselijke beleving en onuitputtelijke wereld binnen en buiten hem, zijn wijder en overschrijden ieder grens. Dat is voor mij de reden om tegenover die levensvragen en de antwoorden daarop een zekere bescheidenheid in te nemen. Want zoals een filosoof dat goed uitdrukte: "De mens is zelf een vraag waarop geen antwoord mogelijk is". Want ons innerlijke wezen en werkelijkheid en de werkelijkheid daarbuiten overschrijden telkens weer een allesomvattend idee daarover. In overeenstemming met deze denkwijze zijn de begrippen als ‘God en religie’ voor mij niet meer als niets zeggend los zand wat overal verspreid liggen en onze aandacht niet waard zijn. Integendeel, de grenzeloze diepte van de menselijke belevingen en werkelijkheid laten met deze begrippen in de geschiedenis van de religie ons een blik binnenin deze innerlijke beleving en raadsels van zijn werkelijkheid werpen. Een onbewuste angst van het bestaan of een onvolwassen mens die, om zich te beschermen en te overleven, een God creëert. Hoewel dit een logisch coherent inzicht bevat doet het geen recht aan alle aspecten van het menszijn. De ideeën van de mens ten opzichte van zulke begrippen als schoonheid, het mysterie van het leven, zijn verwondering en zoektocht naar zijn ware aard kunnen in deze redeneren en hypothese niet volledig hun recht vinden.
Daarom om mijn kennis over de aard van menselijk zoektocht en zijn drang en hang naar religie meer te verdiepen, lijkt mij een studie theologie net zo interessant en zinvol als filosofie. De kennis over de diepere grondslagen achter al die begrippen die tot religieuze ideeën van de mens leidden kunnen mij dichterbij de ware aard van de mens, mijzelf en de anderen brengen. Pas dan zou ik mij een juist beeld van al die aspecten van de mens kunnen vormen, begrijpen en deze gaan waarderen.
Ik geloof dat een levensbeschouwing onlosmakelijk met het vak en vaardigheden verbonden is dat iemand uitoefent. Dat is absoluut nonsens als je als wetenschapper of onderzoeker in welk vak dan ook de resultaten van je werk loskoppelt van het vak dat je uitoefent. En vervolgens iedere kritiek op de behaalde resultaten met de woorden als " neutraal wetenschap" ter zijde schuift.
Sterker nog, neutrale wetenschap kan niet bestaan, want achter ieder onderzoek en achter elke handeling staat een mens en een levensbeschouwing. Men kan geen willoze slaaf van zijn kennis zijn. Al die ethische kwesties rondom experimenteren met dieren en genen zijn het levende bewijs daarvoor. Wetenschap bedrijven moet net als alle andere vaardigheden aspecten van verantwoordelijkheid in zich dragen.
Ik kwam er als kunstenaar bijvoorbeeld heel snel achter dat niet alleen het maken van kunst het meest belangrijke is, maar de gedachte erachter. Hoe je naar de wereld kijkt en hoe je dat ziet. En dat je afstand durft te nemen en jouw eigen handelingen goed observeert. Dan kun je een waardevol kunstwerk maken. Anders ben je niets meer dan een blinde drift organisme die non-stop zijn belevingswereld en emoties naar buiten brengt en projecteert.
Door mijn zoektocht naar eerdere vraagstukken ben ik tot een bredere kijk over de essentie van de mens en zijn betrekking met religie gekomen. In mijn verdere studie wil ik door middel van een meer wetenschappelijke benadering dichterbij die kern en de essentie komen.
In een wereld die steeds meer en meer neiging naar geld en materiel gewin en de consumptiemaatschappij toont, vraag ik mij dagelijks af over wat mijn plaats en de positie en bijdrage daarin is. Vragen over mijn vak en het wezenlijke nut daarvan, voor mij en de maatschappij waarin ik leef. En over mijn eigen leven en de verantwoordelijkheden tegen mijzelf en de anderen. Over mijn wereldbeeld en idealen en het wereldbeeld en het ideaal en het streven van de ander. Soms lijkt alsof zelfs voor het stellen van zulke vragen in deze razend snel veranderende wereld geen ruimte bestaat. Of het een eenzame strijd tegen de reuzen lijkt.
Het kost mij nog steeds veel moeite om dit voornemen in en de juiste verhouding tot de werkelijkheid naar buiten te brengen. Maar dat ik deze zoektocht ondanks al die obstakels waardevol vind en voort wil zetten, liggen in de vragen zelf. Want, ik ben er zeker van dat die vragen heel mijn wezen raken.
De religie.
Bedankt voor uw aanbod maar ik heb de Here Jezus of wie dan ook niet echt nodig. Wel heb ik veel wijsheid nodig. Want dat is enige wat wij mensen altijd nodig hebben. Want zeggen en geloven in een of anderen religie en een profeet alleen kan niemand helpen zijn eigen weg te vinden. Want ieder mens is uniek en de omstandigheden waarin hij/zij leeft zijn altijd aan de verandering onderhevig.
Bijvoorbeeld in geen van al die heilige boeken kan je een vast en duidelijke antwoordt vinden voor de volgende vragen: " hoe je in het dagelijkse leven en in bepaalde ( veranderlijke) situatie moet handelen? Of hoe iemand kan goed en correct over een situatie oordelen? Want de situatie en de problemen veranderen met de tijd en iedere situatie is anders en naar een passend antwoord wacht. In al die heilige boeken kan je alleen maar algemenere richtlijnen voor handelen vinden. Bijvoorbeeld: je moet een goed mens zijn en niet kwaad doen. Je moet niet liegen en altijd de waarheid zeggen. Maar hoe kan je altijd en in ieder situatie alleen maar de waarheid zeggen? Want zoals wij weten in bepaalde situaties kan spreken van waarheid meer kwaad dan goed met zich meebrengen.
Dus uiteindelijke oordeel over een bepaalde situatie kan alleen en alleen door het individu zelf gegeven worden. En bij niemand en nergens kan hij een vast bestaande antwoordt voor zijn probleem vinden. Wat hij/zij altijd en in ieder situaties nodig hebben is inzicht en wijsheid. Of een goede analyse van de situatie maken. En niet alleen maar ergens in geloven of veel kennis hebben van de Upanishads, de Avesta, de Thora, de Bijbel en de Koran.
Vanaf de Middeleeuwen en al die Kruistochten tot in onze tijd, de oorlog in Irak zijn alle deze oorlogen het werk van het oprechte gelovigen geweest die dachten het kwaad te bestrijden en Here Jesus te dienen. Zie hoe zelfs de Paus kan ondanks zijn oprechte geloof in Here Jezus, vreeslijke oordelen met rampzalige gevolgen( zijn verbod voor het verschaffen van het voorhoedemiddelen aan de Afrikaanse vrouwen)vellen. Of die Italiaanse Kardinaal die tijdens tweede wereldoorlog aan de zijde van de Nazi stond. Zij zijn stuk voor stuk oprechte gelovigen geweest. De paus is oprecht en beschikt over enorme kennis over de Bijbel. Maar kan dit ( het geloof in Here en kennis over de Bijbel) hem voor zijn fouten beschermen? Of is iets anders daarvoor nodig? De wijsheid. Wat zij ( de Paus of die Kardinaal of Khomeini) misten was niet het geloof in Here of in God of Allah of een tekort aan kennis over Bijbel of Koran. Nee, wat zij misten was meer wijsheid, enkele goede analyses van de situatie, een goed en vooruitstrevende interpretatie van de Bijbel of de Koran, zeg maar een echte kennis. Geloof op zich is niet bij machte ons van onze rampzalige of kleiner fouten te verlossen. Daarvoor is een moeizame weg en hard werken en jaren lang vergaren van wijsheid nodig. En dan is nog te hopen dat je dan bij het rechte eind heb. Want zelf de aller- wijste kan zich in vergissen en aan het eind bij het verkeerde camp te recht komen. Maar streven naar meer kennis en wijsheid is minder riskant dan alleen maar geloven en denken dat je de juiste doet.
Veel chistenen geloven dat here Jesus heeft onze zonde met zijn afschuwelijke dood weggenomen. Om ons een nieuwe kans te geven om opnieuw en helemaal zuiver weer geboren te worden.
Dat is heel merkwaardig want voor zover ik weet, ik heb in heel mijn leven nooit een keer zonde begaan! Wel heb ik heel veel fouten gemaakt. Maar dat is volgens mij al te menselijk. Trouwens fouten maken is ook niet altijd slecht! Ten minste als je probeert iets van te leren. En dat is wat ik altijd na streef.
Ik denk mensen die in Here Jezus of in een of ander religie geloven zijn over het algemeen op zoek naar twee dingen:
Allereerste: zij willen in dit leven goed zijn en goed handelen ( oprecht zijn, rechtvaardig zijn , tolerant zijn, onbaatzuchtig zijn en willen hun bezit met armen delen enz.) en zo ook hun eigen bestaan rechtvaardigen. Zoals zelf Jezus ergens in de Bijbel zegt de hoogste in dit leven is: de anderen lief te hebben zoals jezelf lief hebt, en nog meer ook de vijand lief hebben.
Tweede: met het geloof in de God, de Here Jezus en hiernamaals om meer griep en zekerheid te krijgen in deze onzeker en chaotische wereld ten einde een houvast en rust vinden en gelukzalig zijn.
Nu weten wij dat allebei punten voor een goede volgeling van de God even belangrijk zijn. Maar stel je voor dat iemand wel in de eerste zwak maar in de tweede sterk is. Dus hij of zij is sterk in geloof in God en Here Jezus en ook in hiernamaals maar is zwak in het vinden of zien van de juist en oprecht oordelen en handelen. En weer stel je iemand anders voor bijvoorbeeld een Hindoe of een Moslim die wel in de eerste sterk is maar in de tweede zwak is of iets van afwijkt ( een Atheïst ).
Nu, welke van deze gelovigen handelen beter of hebben beter gehandeld? Of maakt het niet uit want uiteindelijk God zal iedereen vergeven!? Ook Hitler wordt vergeven? Wat ik wil zeggen is dat u niet moet willen en wensen dat ik de Here Jezus in mijn hart moet laten komen. Wel moet u eerder dit voor mij wensen: meer wijsheid, oprechtheid, vergevensgezindheid, openheid, tolerantie, empathie en compassie, vriendelijkheid, liefde tot anderen en strijdlust tegen onrecht enz. Dat is geloof ik ook de essentie van de boodschap van de Jezus.
Met alle respect, voor mij zijn de echte gelovigen of liefhebbers van Jezus niet de mensen die een andere tot Jezus willen bekeren, nee. Voor mij zijn de echt en oprechte gelovigen mensen die men soms kent of niet juist niet kent zoals de artsen zonder grenzen, de moeder Theresa, en vele andere onbekenden hulpverleners die elders in de wereld niet alleen met loze woorden maar met daden komen. Deze mensen die hun geloof en ideeën voor hen geen hoog en onbereikbare muren, maar eerder lijken op zachte gordijnen die heel snel en eenvoudig voor andere mensen opzij gaan. En die kan een Atheïst of een Hindoe of moslim of Christen zijn. Deze mensen zijn oprechter en authentieker en lopen met hun geloof niet te koop onder de mensen op wereldmarkt van het geloof en religie. In plaats daarvan werken zij dagelijks in zweet en tranen in de smerigste en armoedigste en gevaarlijkste gebieden ter wereld om mensen te helpen, vanuit een oprechte liefde voor de anderen. In plaats van zitten in de mooi huizen en in veilige kerken en de moskeen of liggend of hangend en versuft in al het bijeenkomsten voor evangelisten, katholieken, jehova getuigen, en pelgrims in Mekka.
Bedankt voor uw aanbod maar ik heb de Here Jezus of wie dan ook niet echt nodig. Wel heb ik veel wijsheid nodig. Want dat is enige wat wij mensen altijd nodig hebben. Want zeggen en geloven in een of anderen religie en een profeet alleen kan niemand helpen zijn eigen weg te vinden. Want ieder mens is uniek en de omstandigheden waarin hij/zij leeft zijn altijd aan de verandering onderhevig.
Bijvoorbeeld in geen van al die heilige boeken kan je een vast en duidelijke antwoordt vinden voor de volgende vragen: " hoe je in het dagelijkse leven en in bepaalde ( veranderlijke) situatie moet handelen? Of hoe iemand kan goed en correct over een situatie oordelen? Want de situatie en de problemen veranderen met de tijd en iedere situatie is anders en naar een passend antwoord wacht. In al die heilige boeken kan je alleen maar algemenere richtlijnen voor handelen vinden. Bijvoorbeeld: je moet een goed mens zijn en niet kwaad doen. Je moet niet liegen en altijd de waarheid zeggen. Maar hoe kan je altijd en in ieder situatie alleen maar de waarheid zeggen? Want zoals wij weten in bepaalde situaties kan spreken van waarheid meer kwaad dan goed met zich meebrengen.
Dus uiteindelijke oordeel over een bepaalde situatie kan alleen en alleen door het individu zelf gegeven worden. En bij niemand en nergens kan hij een vast bestaande antwoordt voor zijn probleem vinden. Wat hij/zij altijd en in ieder situaties nodig hebben is inzicht en wijsheid. Of een goede analyse van de situatie maken. En niet alleen maar ergens in geloven of veel kennis hebben van de Upanishads, de Avesta, de Thora, de Bijbel en de Koran.
Vanaf de Middeleeuwen en al die Kruistochten tot in onze tijd, de oorlog in Irak zijn alle deze oorlogen het werk van het oprechte gelovigen geweest die dachten het kwaad te bestrijden en Here Jesus te dienen. Zie hoe zelfs de Paus kan ondanks zijn oprechte geloof in Here Jezus, vreeslijke oordelen met rampzalige gevolgen( zijn verbod voor het verschaffen van het voorhoedemiddelen aan de Afrikaanse vrouwen)vellen. Of die Italiaanse Kardinaal die tijdens tweede wereldoorlog aan de zijde van de Nazi stond. Zij zijn stuk voor stuk oprechte gelovigen geweest. De paus is oprecht en beschikt over enorme kennis over de Bijbel. Maar kan dit ( het geloof in Here en kennis over de Bijbel) hem voor zijn fouten beschermen? Of is iets anders daarvoor nodig? De wijsheid. Wat zij ( de Paus of die Kardinaal of Khomeini) misten was niet het geloof in Here of in God of Allah of een tekort aan kennis over Bijbel of Koran. Nee, wat zij misten was meer wijsheid, enkele goede analyses van de situatie, een goed en vooruitstrevende interpretatie van de Bijbel of de Koran, zeg maar een echte kennis. Geloof op zich is niet bij machte ons van onze rampzalige of kleiner fouten te verlossen. Daarvoor is een moeizame weg en hard werken en jaren lang vergaren van wijsheid nodig. En dan is nog te hopen dat je dan bij het rechte eind heb. Want zelf de aller- wijste kan zich in vergissen en aan het eind bij het verkeerde camp te recht komen. Maar streven naar meer kennis en wijsheid is minder riskant dan alleen maar geloven en denken dat je de juiste doet.
Veel chistenen geloven dat here Jesus heeft onze zonde met zijn afschuwelijke dood weggenomen. Om ons een nieuwe kans te geven om opnieuw en helemaal zuiver weer geboren te worden.
Dat is heel merkwaardig want voor zover ik weet, ik heb in heel mijn leven nooit een keer zonde begaan! Wel heb ik heel veel fouten gemaakt. Maar dat is volgens mij al te menselijk. Trouwens fouten maken is ook niet altijd slecht! Ten minste als je probeert iets van te leren. En dat is wat ik altijd na streef.
Ik denk mensen die in Here Jezus of in een of ander religie geloven zijn over het algemeen op zoek naar twee dingen:
Allereerste: zij willen in dit leven goed zijn en goed handelen ( oprecht zijn, rechtvaardig zijn , tolerant zijn, onbaatzuchtig zijn en willen hun bezit met armen delen enz.) en zo ook hun eigen bestaan rechtvaardigen. Zoals zelf Jezus ergens in de Bijbel zegt de hoogste in dit leven is: de anderen lief te hebben zoals jezelf lief hebt, en nog meer ook de vijand lief hebben.
Tweede: met het geloof in de God, de Here Jezus en hiernamaals om meer griep en zekerheid te krijgen in deze onzeker en chaotische wereld ten einde een houvast en rust vinden en gelukzalig zijn.
Nu weten wij dat allebei punten voor een goede volgeling van de God even belangrijk zijn. Maar stel je voor dat iemand wel in de eerste zwak maar in de tweede sterk is. Dus hij of zij is sterk in geloof in God en Here Jezus en ook in hiernamaals maar is zwak in het vinden of zien van de juist en oprecht oordelen en handelen. En weer stel je iemand anders voor bijvoorbeeld een Hindoe of een Moslim die wel in de eerste sterk is maar in de tweede zwak is of iets van afwijkt ( een Atheïst ).
Nu, welke van deze gelovigen handelen beter of hebben beter gehandeld? Of maakt het niet uit want uiteindelijk God zal iedereen vergeven!? Ook Hitler wordt vergeven? Wat ik wil zeggen is dat u niet moet willen en wensen dat ik de Here Jezus in mijn hart moet laten komen. Wel moet u eerder dit voor mij wensen: meer wijsheid, oprechtheid, vergevensgezindheid, openheid, tolerantie, empathie en compassie, vriendelijkheid, liefde tot anderen en strijdlust tegen onrecht enz. Dat is geloof ik ook de essentie van de boodschap van de Jezus.
Met alle respect, voor mij zijn de echte gelovigen of liefhebbers van Jezus niet de mensen die een andere tot Jezus willen bekeren, nee. Voor mij zijn de echt en oprechte gelovigen mensen die men soms kent of niet juist niet kent zoals de artsen zonder grenzen, de moeder Theresa, en vele andere onbekenden hulpverleners die elders in de wereld niet alleen met loze woorden maar met daden komen. Deze mensen die hun geloof en ideeën voor hen geen hoog en onbereikbare muren, maar eerder lijken op zachte gordijnen die heel snel en eenvoudig voor andere mensen opzij gaan. En die kan een Atheïst of een Hindoe of moslim of Christen zijn. Deze mensen zijn oprechter en authentieker en lopen met hun geloof niet te koop onder de mensen op wereldmarkt van het geloof en religie. In plaats daarvan werken zij dagelijks in zweet en tranen in de smerigste en armoedigste en gevaarlijkste gebieden ter wereld om mensen te helpen, vanuit een oprechte liefde voor de anderen. In plaats van zitten in de mooi huizen en in veilige kerken en de moskeen of liggend of hangend en versuft in al het bijeenkomsten voor evangelisten, katholieken, jehova getuigen, en pelgrims in Mekka.